Apis mellifera mellifera: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 1: Regel 1:
Apis mellifera mellifera (ook wel 'zwarte bij' of 'nigra') is een van de rassen binnen de soort [[Apis Mellifera]].  
+
[[Bestand:Amm1_afbeelding.jpg|thumb|left|500px]]
 +
'''Apis mellifera mellifera Linnaeus 1758''' (ook wel 'bruine bij', 'zwarte bij' of 'nigra') is een van de rassen binnen de soort [[Apis Mellifera]] die één van de soorten honingbij ([[Apis]]) is.
  
Toen [http://nl.wikipedia.org/wiki/Carolus_Linnaeus Linnaeus] de Apis mellifera voor het eerst beschreef, kende hij alleen de in Zweden voorkomende honingbij. Pas later leerde hij de andere rassen kennen en voegde hij de rasnaam mellifera toe aan de soortnaam mellifera.
 
  
 +
[[Bestand:Llinn1_portret.jpg|thumb|right|98px|Carolus Linnaeus]]
 +
Toen [http://nl.wikipedia.org/wiki/Carolus_Linnaeus Linnaeus] de Apis mellifera voor het eerst beschreef, kende hij alleen het in Zweden voorkomende ras. Pas later leerde hij andere rassen kennen en voegde hij de rasnaam mellifera toe aan de soortnaam mellifera.
  
Deze bij, ook wel bruine of zwarte bij genoemd, werd van origine in geheel West- en Noord-Europa tot aan de Oeral aangetroffen, en heeft zich daar sinds de laatste ijstijden (zo'n 10.000 jaar geleden) aan onze klimaatzone aangepast. Zowel aan de lange winters in Rusland, de koude aan de Poolgrens, als aan de natte zomers in Noord Europa. Sinds de introductie door mensenhand (1622) in Noord Amerika heeft ze zich ook daar goed aangepast. De voorjaarsontwikkeling gebeurt langzaam, maar houdt het hoogste ontwikkelingsniveau tijdens de zomer lang stand.
 
  
 +
De zwarte bij is het oertype van de Europese honingbij, en werd van origine in geheel West- en Noord-Europa tot aan de Oeral aangetroffen, en heeft zich daar sinds de laatste ijstijden (zo'n 10.000 jaar geleden) aan onze klimaatzone aangepast. Imkers (die de bijen houden in [[bijenklossen]] of [[bijenkorven|-korven]]) breiden haar gebied voorbij natuurlijke barrières uit, en brengen haar tot aan de Poolgrens in het Noorden en tot ver in Siberië in het Oosten (zie de [[primorski|primorskibij]]).
  
Doordat bijenhouders ook andere rassen in onze omstreken (en Amerika) hebben geïntroduceerd is er een dermate bastaardisering opgetreden dat de Apis mellifera mellifera nauwelijks nog (en wellicht niet meer) zuiver voorkomt. Her en der zijn er reservaatjes om (zoveel mogelijk van) de laatste restanten in stand te houden. Zie:
 
* de discussie op http://www.bijenhouden.nl/forum/topic.asp?TOPIC_ID=8391,
 
* de in dat topic ook voorkomende [http://www.imkerpedia.nl/downloads/Landras.pdf folder van de Twentsche Imkersclub "'t Landras"], en
 
* de onderstaande websites:
 
** Duitsland: http://www.apis-mellifera-mellifera.de/
 
** Engeland: http://www.bibba.com/
 
** Frankrijk: http://apis.melifica.chez-alice.fr/trou.html
 
** Noorwegen: http://www.sicamm.org/
 
** Wallonie: http://www.mellifica.be/fr/ (nederlandstalige versie: http://www.zwartebij.be/p/chimay.html)
 
------------------
 
------------------
 
  
 +
Sinds de introductie in 1622 in Noord Amerika<ref>Peter Elshout. Het gevaar van het gesleep met bijen. [[Maandbladen voor bijenteelt sinds 1898|Bijen]] december 2002 </ref> heeft ze zich ook daar goed aangepast. Vanuit Engeland werd ze door kolonisten eveneens naar Australië en Nieuw Zeeland gebracht en zo werd langzamerhand de zwarte bij de alomtegenwoordige wereldhoningbij.
  
'''De Zwarte Bij: Apis mellifera mellifera Linnaeus 1758''' (oorspronklijke tekst Oude Essink)
 
  
[[Bestand:Llinn1_portret.jpg]]
+
De zwarte bij is bijzonder sterk en vitaal. De lange winters in Rusland of de snijdende koude aan de Poolgrens doorstaat zij even goed als de natte zomers in Noord Europa of de geheel andere omgeving in de wouden van Noord Amerika. De massale sterfte in Zuid Engeland door de [[Tracheeënmijt]] (1916 – 1925) was zeer uitzonderlijk en aan bijzondere omstandigheden te wijten. De bij heeft echter een onrustige raatzit, is erg zwermlustig en komt pas laat in het seizoen op gang waarna het hoogste ontwikkelingsniveau tijdens de zomer wel lang kan standhouden. Deze laatste eigenschappen en de volgende ontwikkelingen in landbouw en imkerij zijn er de oorzaken van, dat de zwarte bij in zijn pure vorm vanaf de 19e eeuw sterk wordt teruggedrongen:
 +
# Rond 1850 vindt men het imkeren met “[[Uitneembare ramen|losse ramen]]” uit. Hierdoor nam, ten opzichte van de traditionele [[korfimkerij]] en het imkeren met andere [[bijen-behuizingen]] met alleen [[Losse- en vaste bouw|vaste bouw]], het aantal manipulatiemogelijkheden met het bijenvolk enorm toe. Door haar onrustige gedrag leende de zwarte bij zich voor de kastimkerij echter minder goed.
 +
# Intensivering van de landbouw bracht wijziging in de soorten en de bloeitijden van de “[[dracht]]”. Deze dracht vond meer in het voorjaar plaats terwijl de zwarte bij dan nog lang niet op volle sterkte is. Andere rassen dan de zwarte bij waren wel vroeger in het jaar gereed tot massaal uitvliegen. In 1853 brengt [[Dzierzon]] de [[Apis mellifera ligustica|Ligustica]] naar Duitsland, deze bij was wel rustig, zachtaardig en goed behandelbaar in zijn [[Dzierzonkast|achterbehandelingskast]]. Spoedig daarna was ook de [[Apis mellifera carnica|Carnica]] aan de beurt.
 +
# Toen deze nieuwe rassen agressieve hybriden gingen vormen met de oorspronkelijke zwarte bij, ging men ertoe over de oorspronkelijke inheemse bijen zelfs te vervangen door “raszuivere” Carnica’s of Ligustica’s ([[Goetze|Gottfried Goetze]] geeft de raskenmerken op, die tot identificatie van de diverse rassen kunnen leiden).
  
''Toen Linnaeus de “honingbij” (“ apis mellifera”) beschreef, kende hij alleen de in Zweden inheemse donkere bij. Pas later leerde hij van dezelfde melliferasoort andere rassen kennen en voegde hij de rasnaam mellifera toe aan de soortnaam mellifera.''
 
  
 +
[[Bestand:Amm4_ierland.jpg|thumb|550px|right|Foto vanaf een website in Ierland van een vereniging die zich beijvert voor het behoud van de Ierse inheemse bij.]]
 +
Al met al heeft er een dermate bastaardisering opgetreden dat de Apis mellifera mellifera nauwelijks nog (en wellicht niet meer) zuiver voorkomt. [[Initiatieven ter behoud van de zwarte bij|Her en der zijn er reservaatjes om (zoveel mogelijk van) de laatste restanten in stand te houden.]]
 +
Pogingen om de mellifera te behouden of terug te telen stammen niet alleen van de laatste tijd. In Zwitserland werden al in 1900 stukjes raat met eitjes van de inheemse bruine bij rondgestuurd in de hoop haar te behouden<ref> (Bijen Nov. 2002 pg. 314).</ref> Wellicht lukt het om in onze hybriden zoveel mogelijk terug te krijgen van de bij die zich hier duizenden jaren lang thuis gevoeld heeft, aangepast aan de vroegere dracht, maar ook vitaal genoeg om zich aan onze veranderende klimaats-omstandigheden aan te passen.
  
[[Bestand:Amm1_afbeelding.jpg]]
 
  
Deze bij is het oertype van de Europese honingbij; na de ijstijden (plm.8000 v.C.) zwermt deze bij met het zich verbeterende klimaat mee , vanuit Zuid Frankrijk, waar zij de ijstijden overleefde, of misschien N.Afrika, naar West, Noord en Oost Europa en zij ontwikkelt zich tot dé Europese honingbij van Pyreneeën tot de Russische Oeral; van Z.Frankrijk tot ver in Scandinavië. Zij leeft verwilderd in de wouden of wordt door imkers gehouden in Klotzbeute of korven. Imkers breiden haar gebied uit en brengen de bij tot aan de Poolgrens in het N. en tot ver in Siberië in het O. , waar nog in de 19e eeuw 100kg.Lindehoning per volk wordt gewonnen in dat barre klimaat. Vanaf 1622 wordt dezelfde bij overgebracht naar N.Amerika, waar de wouden een waar paradijs voor haar zijn; nog steeds overtreft zij daar verre in aantal de carnica’s en ligustica’s, die in de 19e eeuw binnenkwamen.
+
==Voetnoten==
Door geografische en klimatologische verschillen in het enorm uitgebreide gebied van Europa treden nuanceverschillen op en spreken wij afhankelijk van de herkomst over: De “bruine” bij, de “zwarte”, (de a.m.m.nigra uit Zwitserland en Oostenrijk sluit nauw aan bij de meer bruine Zuid Franse die door Broeder Adam werd gebruikt), de “donkere”, de “Hollandse” of de “Duitse” bij en van de “Heidebij”. De “Engelse bij” werd door kolonisten naar Australië en Nieuw Zeeland gebracht en zo werd langzamerhand de apis mellifera mellifera de alomtegenwoordige wereldhoningbij.
+
<references />
 
 
 
 
[[Bestand:Amm2_afbeelding2.jpg]]
 
 
 
''In Zuid Frankrijk kan men de donkere bij nog redelijk zuiver aantreffen; maar ook in Noorwegen, Engeland, Polen, Rusland,of in bepaalde gebieden van Oostenrijk is zij nog te vinden.Hier in Z.Frankrijk, vliegend op de peer.''
 
 
 
De Donkere Bij is bijzonder sterk en vitaal; de massale sterfte in Zuid Engeland door de Tracheeënmijt(1916 – 1925) was zeer uitzonderlijk en aan bijzondere omstandigheden te wijten. De bij heeft een grenzeloos aanpassingsvermogen: de lange winters in Rusland of de snijdende koude aan de Poolgrens doorstaat zij even goed als de natte zomers in Noord Europa of de geheel andere omgeving in de wouden van N.Amerika.
 
De bij heeft een onrustige raatzit, is erg zwermlustig en komt pas laat in het seizoen op gang .
 
Deze laatste eigenschappen en een aantal ontwikkelingen in landbouw en imkerij zijn er de oorzaken van, dat de a.m.m. vanaf de 19e eeuw sterk wordt teruggedrongen.
 
1.Rond 1850 vindt men het imkeren met “losse ramen” uit; een revolutionaire ommekeer.
 
 
 
[[Bestand:Amm3_afjagen.jpg]]
 
 
 
''een munt uit de verzameling van Piet Vanmarsenlle''
 
 
 
Waar men voorheen de bijen allen maar kon afjagen door trommelen, zoals op de munt hierboven mooi te zien is, had men nu enorme manipulatiemogelijkheden . Door haar onrustig gedrag leent de mellifera zich voor de kastimkerij minder goed .
 
2. Intensivering van de landbouw bracht wijziging in de soorten en de bloeitijden van de “dracht”: andere rassen waren vroeger in het jaar gereed tot massaal uitvliegen. In 1853 brengt Dzierzon de Ligustica naar het Noorden; deze bij was rustig, zachtaardig en goed behandelbaar in de achterbehandelingskast; spoedig daarna kwam de Carnica aan beurt.
 
3. Toen deze nieuwe rassen agressieve hybriden gingen vormen met de oorspronkelijke mellifera, ging men ertoe over de oorspronkelijke inheemse bijen te vervangen door “raszuivere” Carnica’s of Ligustica’s.
 
Gottfried [[Goetze]] geeft de raskenmerken op, die tot identificatie kunnen leiden.
 
 
 
Pogingen om de mellifera te behouden of terug te telen stammen niet alleen van de laatste tijd: In Zwitserland werden al in 1900 stukjes raat met eitjes van de inheemse bruine bij rondgestuurd in de hoop haar te behouden (Bijen Nov. 2002 pg. 314). Ook Goetze beijverde zich voor het behoud van de Duitse Zwarte bij; maar hij had andere motieven: met de kreet “raszuiverheid ‘ maakte hij goede sier in die tijd en Goetze werd daarom de hoogste imkerbaas in Nazi-Duitsland; na de annexatie van Oostenrijk hield hij het op de Carnica!.
 
 
 
 
 
[[Bestand:Amm4_ierland.jpg]]
 
 
 
''Op een website in Ierland trof ik deze afbeelding aan; de vereniging beijvert zich om het behoud van de Ierse inheemse bij.''
 
 
 
Soortgelijke pogingen worden in vele landen ondernomen en het zou toch prachtig zijn, wanneer ook wij in onze hybriden zoveel mogelijk terug zouden krijgen van de bij die zich hier duizenden jaren lang thuis gevoeld heeft en vitaal genoeg is zich aan onze veranderende omstandigheden aan te passen.
 

Versie van 29 okt 2010 12:49

Apis mellifera mellifera Linnaeus 1758 (ook wel 'bruine bij', 'zwarte bij' of 'nigra') is een van de rassen binnen de soort Apis Mellifera die één van de soorten honingbij (Apis) is.


Toen Linnaeus de Apis mellifera voor het eerst beschreef, kende hij alleen het in Zweden voorkomende ras. Pas later leerde hij andere rassen kennen en voegde hij de rasnaam mellifera toe aan de soortnaam mellifera.


De zwarte bij is het oertype van de Europese honingbij, en werd van origine in geheel West- en Noord-Europa tot aan de Oeral aangetroffen, en heeft zich daar sinds de laatste ijstijden (zo'n 10.000 jaar geleden) aan onze klimaatzone aangepast. Imkers (die de bijen houden in bijenklossen of -korven) breiden haar gebied voorbij natuurlijke barrières uit, en brengen haar tot aan de Poolgrens in het Noorden en tot ver in Siberië in het Oosten (zie de primorskibij).


Sinds de introductie in 1622 in Noord Amerika[1] heeft ze zich ook daar goed aangepast. Vanuit Engeland werd ze door kolonisten eveneens naar Australië en Nieuw Zeeland gebracht en zo werd langzamerhand de zwarte bij de alomtegenwoordige wereldhoningbij.


De zwarte bij is bijzonder sterk en vitaal. De lange winters in Rusland of de snijdende koude aan de Poolgrens doorstaat zij even goed als de natte zomers in Noord Europa of de geheel andere omgeving in de wouden van Noord Amerika. De massale sterfte in Zuid Engeland door de Tracheeënmijt (1916 – 1925) was zeer uitzonderlijk en aan bijzondere omstandigheden te wijten. De bij heeft echter een onrustige raatzit, is erg zwermlustig en komt pas laat in het seizoen op gang waarna het hoogste ontwikkelingsniveau tijdens de zomer wel lang kan standhouden. Deze laatste eigenschappen en de volgende ontwikkelingen in landbouw en imkerij zijn er de oorzaken van, dat de zwarte bij in zijn pure vorm vanaf de 19e eeuw sterk wordt teruggedrongen:

  1. Rond 1850 vindt men het imkeren met “losse ramen” uit. Hierdoor nam, ten opzichte van de traditionele korfimkerij en het imkeren met andere bijen-behuizingen met alleen vaste bouw, het aantal manipulatiemogelijkheden met het bijenvolk enorm toe. Door haar onrustige gedrag leende de zwarte bij zich voor de kastimkerij echter minder goed.
  2. Intensivering van de landbouw bracht wijziging in de soorten en de bloeitijden van de “dracht”. Deze dracht vond meer in het voorjaar plaats terwijl de zwarte bij dan nog lang niet op volle sterkte is. Andere rassen dan de zwarte bij waren wel vroeger in het jaar gereed tot massaal uitvliegen. In 1853 brengt Dzierzon de Ligustica naar Duitsland, deze bij was wel rustig, zachtaardig en goed behandelbaar in zijn achterbehandelingskast. Spoedig daarna was ook de Carnica aan de beurt.
  3. Toen deze nieuwe rassen agressieve hybriden gingen vormen met de oorspronkelijke zwarte bij, ging men ertoe over de oorspronkelijke inheemse bijen zelfs te vervangen door “raszuivere” Carnica’s of Ligustica’s (Gottfried Goetze geeft de raskenmerken op, die tot identificatie van de diverse rassen kunnen leiden).


Bestand:Amm4 ierland.jpg
Foto vanaf een website in Ierland van een vereniging die zich beijvert voor het behoud van de Ierse inheemse bij.

Al met al heeft er een dermate bastaardisering opgetreden dat de Apis mellifera mellifera nauwelijks nog (en wellicht niet meer) zuiver voorkomt. Her en der zijn er reservaatjes om (zoveel mogelijk van) de laatste restanten in stand te houden. Pogingen om de mellifera te behouden of terug te telen stammen niet alleen van de laatste tijd. In Zwitserland werden al in 1900 stukjes raat met eitjes van de inheemse bruine bij rondgestuurd in de hoop haar te behouden[2] Wellicht lukt het om in onze hybriden zoveel mogelijk terug te krijgen van de bij die zich hier duizenden jaren lang thuis gevoeld heeft, aangepast aan de vroegere dracht, maar ook vitaal genoeg om zich aan onze veranderende klimaats-omstandigheden aan te passen.


Voetnoten

  1. Peter Elshout. Het gevaar van het gesleep met bijen. Bijen december 2002
  2. (Bijen Nov. 2002 pg. 314).