Aster

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(onder constructie)


Latijnsen naam:

  • voor de vaste asters: Aster
  • voor de 1-jarige zomerasters: Callistephus


Bestand:Asteroes.jpg
Bijtje met stuifmeelpootjes op een aster.

Omschrijving en kenmerken

Er bestaan veel verschillende soorten planten die de nederlandse naam aster dragen (en het geslacht Aster bevat zo'n 350 soorten). Al deze asters verlangen veel zon. De bloeitijd varieert van april tot november en de hoogte van 20 cm tot 250 cm! Ook de kleuren zijn uitgebreid: van wit, roze, rood, lila, blauw, violet tot donkerpaars.


Van oorsprong komen in de Lage landen alleen de Aster linosyris (kalkaster) en de Aster tripolium (zulte) voor. De eerste alleen in Vlaanderen. De bladeren van de zulte zijn eetbaar en heten dan lamsoor[1].


Onderstaand gaat het vooral over de in de tuinen voorkomende asters (hoewel sommige daarvan ook al weer verwilderd in de Lage landen voorkomen). Deze asters komen van oorsprong uit Zuid-Europa, uit oostelijk Noord-Amerika of uit West-China. Ze stellen dan ook sterk verschillende eisen aan de grond.


Om het grote aantal verschillende astersoorten (met daarbinnen ook nog eens heel veel verschillende cultivars) overzichtelijker te maken hanteert men een onderverdeling in 3 grote groepen: de voorjaarsbloeiers, de zomerbloeiers en de herfstbloeiers.

Deze indeling wordt menigmaal helaas ook onterecht als soortnaam wordt gebruikt. Zo heeft bijvoorbeeld alleen de Aster ageratoides de nederlandse naam 'herfstaster', maar worden ook veel andere astersoorten herfstaster genoemd. Dit is uiteraard verwarrend. Helemaal als de ene soort bij het ene tuincentrum zomeraster 'heet', en bij het andere tuincentrum herfstaster.

De voorjaarsbloeiers houden vooral van koele grond en voor een rijke bloei moeten zij om de 3-4 jaar, na de bloei, gedeeld worden. De voorjaarsbloeiers zijn meestal laagblijvende planten met onvertakte bloeistengels en dikwijls slechts 1 bloem per stengel. De zomer-, en herfstbloeiers zijn middelhoog tot hoog groeiende planten met sterk vertakkende bloemstengels.


Voorheen hadden veel asters last van meeldauw waardoor ze bij het winkelend publiek uit de gratie geraakten. Dat probleem is (via veredeling) grotendeels verholpen zodat de asters inmiddels weer in veel tuinen te vinden zijn.


In de Lage landen komen vooral de volgende soorten voor:

  • Aster ageratoides (Herfstaster)
  • Aster Alpinus (Alpen aster)
  • Aster Amellus (Bergaster)
  • Aster azureus (Hemelaster)
  • Aster diviricatus (Bosaster)
  • Aster Dumosus (Bossige aster)
  • Aster ericoides (Sluieraster)
  • Aster laevis (Gladde aster)
  • Aster lanceolatus (Smalle aster)
  • Aster lateriflorus (incl. Horizontalis) (Kleine aster)
  • Aster Novae-angliae (Nieuw-Engelse aster)
  • Aster Novi-Belgii (Nieuw-Nederlandse aster)
  • Aster sedifolius
  • Aster shortii
  • Aster tradescantii (Kleine aster)
  • Aster tripolium (Zulte)
  • Callisephus chinensis


Deze asters trekken stuk voor stuk een keur aan insecten aan. Tot de regelmatige bezoekers horen: bijen, vliegen, wespen, kevers, motten en vlinders. De mate van bevlieging door honingbijen is wel verschillend.


Verwijzingen en bronnen


Voetnoten

  1. Niet te verwarren met de plant lamsoor (Limonium).