Hagelschot

Uit Imkerpedia
Versie door Gerard B.W. Vos (overleg | bijdragen) op 10 jan 2010 om 17:42 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Hagelschot.''' Kruisingen tussen verwante bijen leiden vaak tot achteruitgang van de kwaliteit van de volken. Als eerste treedt het verschijnsel van de diploïde...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Hagelschot.

Kruisingen tussen verwante bijen leiden vaak tot achteruitgang van de kwaliteit van de volken.

Als eerste treedt het verschijnsel van de diploïde darren op.

Het is mogelijk om de vermindering in genetische variatie te schatten via het ontstaan van diploïde darren.

Eitjes van honingbijen hebben de eigenschap, dat ze zich kunnen ontwikkelen zonder bevruchting.

Uit deze eitjes ontstaan de darren. Darren hebben geen vader.

Koninginnen en werkbijen echter hebben zowel een vader als een moeder.

Koninginnen en werkbijen hebben daarom 32 chromosomen (16 paar) terwijl gewone darren slechts 16 chromosomen hebben.

Het geslacht van de honingbij wordt bepaald door een enkel gen op het derde chromosoom, dat in verschillende vormen voorkomt.

Deze vormen worden seksallelen genoemd.

In een bijenpopulatie komen ca 20 verschillende seksallelen voor.

Bij de bevruchting komt een seksallel van de moeder samen met een seksallel van de vader.

Eitjes die twee verschillende seksallelen bezitten ontwikkelen zich tot vrouwelijke honingbijen.

Eitjes die twee dezelfde seksallelen hebben ontwikkelen zich tot diploïde darren. Een normale dar heeft slechts een seksallel, terwijl een diploïde dar twee gelijke seksallelen bezit.

Deze diploïde darren worden door de werkbijen herkend en verwijderd als de larve zes uur oud is.

Omdat er larven verwijderd zijn is het broednest niet meer gesloten en zijn er open cellen tussen de gesloten broedcellen aanwezig.

Bepaling van het percentage hagelschot.

Snijd een parallellogram uit in karton met zijden van 10 cellen.

Oppervlak is dus 100 cellen.

Leg het uitgesneden raampje op het centrale gedeelte van het broednest en tel het aantal open cellen.

Zijn er als voorbeeld 13 cellen van de 100 cellen leeg, dan spreekt men van 13% broeduitval.

Maximaal 15 % hagelschot is toegestaan.

Als er 20 verschillende seksallelen in de populatie zijn, heeft een ei met één van deze twintig seksallelen een kans van gemiddeld 5% om bevrucht te worden door een spermacel met precies datzelfde allel.

Er komen normaal gemiddeld 5% diploïde darreneitjes in de werksterraat voor.

Dit betekent dat er 5% broeduitval optreedt, want deze larfjes worden opgegeten door de werksters. Zijn er door inteelt nog maar 10 seksallelen over, dan is de kans op een diploïde darrenei 10%.

De verdubbeling van de broeduitval is het gevolg van de halvering in genetische waarde.

We kunnen veronderstellen dat de variatie voor andere erfelijke eigenschappen dan ook met de helft is verminderd.

Maatregelen.

Als het percentage uitval groter is dan 15% moet de moer vervangen worden.


Bron: Bijengezondheid NBV


Overzicht Bijenziekten en plagen