Historie van het bijenhouden: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 19: Regel 19:
  
  
[[image:LUD XV muntje.jpg|thumb|right|Het is in ieder geval duidelijk dat de imkers de strokorven reeds zeer lang bekleden met leem.  Misschien al zo lang als men lemen huizen maakt. Dit muntje met daarop een strokorf voor bijen komt uit de tijd van Lodewijk XV (1710-1774).  Ook deze strokorf is bekleed met leem.]]In onze streken (even globaal noort/west europa) werden nooit keramische buisvormige bijenwoningen gebruikt. Een alternatief hiervoor en voor de bijenklossen was een strokorf, die bovendien veel lichter in gewicht was. Wanneer de strokorf is "uitgevonden" is onbekend, maar reeds in 1300 komen ze voor. En in Nederland nog volop in gebruik tot de tweede wereld oorlog. Sommige imkers hebben uit nostalgische reden een volk in een strokorf op hun bijenstal. Op folkloristische markten zitten nog wel een oude mannetjes (inclusief rode zakdoek met luciferdoosje en platte pet) strokorfen te vlechten. Boven in de strokorf zitten een aantal spiezen waaraan de bijen de raten bouwen. Bij de oogst worden deze van buitenaf verwijderd. En kunnen de raten worden uitgesneden (eerste de bijen verwijderen, aub) Men noemt dit VASTE bouw.  
+
[[image:LUD XV muntje.jpg|thumb|right|Het is in ieder geval duidelijk dat de imkers de strokorven reeds zeer lang bekleden met leem.  Misschien al zo lang als men lemen huizen maakt. Dit muntje met daarop een strokorf voor bijen komt uit de tijd van Lodewijk XV (1710-1774).  Ook deze strokorf is bekleed met leem.]]In onze streken (even globaal noort/west europa) werden nooit keramische buisvormige bijenwoningen gebruikt. Een alternatief hiervoor en voor de bijenklossen was een strokorf, die bovendien veel lichter in gewicht was. Wanneer de strokorf is "uitgevonden" is onbekend, maar reeds in 1300 komen ze voor. En in Nederland nog volop in gebruik tot de tweede wereld oorlog. Sommige imkers hebben uit nostalgische reden een volk in een strokorf op hun bijenstal. Op folkloristische markten zitten nog wel een oude mannetjes (inclusief rode zakdoek met luciferdoosje en platte pet) strokorfen te vlechten. Boven in de strokorf zitten een aantal spiezen waaraan de bijen de raten bouwen. Men noemt dit VASTE bouw.
  
 +
Bij de oogst worden eerst de bijen uit de korf [[jagen|gejaagd]] waarna de genoemde spiezen van buitenaf worden verwijderd. Pas daarna kunnen / moeten de raten worden '''uitgesneden'''.
  
[[image:Langstroth kast.jpg|left|thumb|250px]]
 
In 1850 komt de Amerikaan [[Langstroth]] tot de ontdekking dan bijen alles wat dicht bij elkaar ligt dicht kitten en alles wat groter is dan 8 millimeter te voorzien met een cel voor broed of honingopslag. De ruimte van 6 a 7 mm wordt ongemoeid gelaten. Die afstand heet de [[bijenruimte|BIJENRUIMTE]].
 
  
Het lijkt een onbelangrijke ontdekking, maar het tegendeel is waar. Het wordt nu mogelijk om bijen raat te laten bouwen binnen het kader van houten latjes. RAAMPJES DUS. En zitten die raampjes overal 6/7 mm van de wanden dan zijn ze zeer gemakkelijk te verwijderen. We noemen dit losse bouw.  
+
In 1851 komt ontwikkelt de Amerikaan [[Langstroth]] een kast met gemakkelijk [[uitneembare ramen]]. We noemen dit LOSSE bouw. Hiermee werden allerei nieuwe [[imkermethoden|ingrepen in het bijenvolk]] mogelijk, en bleef het bijenvolk onder deze ingrepen veel rustiger dan voorheen. Hierdoor kan er bijvoorbeeld [[honing]] worden geoogst zonder dat het bijenvolk daarvoor hoeft te worden afgebroken.
  
Raampjes zijn er in zeer vele maten, in België had elk dorp of streek zijn eigen maat. Bij ons in Nederland hebben we EEN MAAT die door zeer veel imkers wordt gebruikt. Het is een overblijfsel van een engelse importkast uit begin 1900. Daarom heen is omstreeks 1950 een standaard kast gemaakt. De zg SPAARKAST**. Overal elders in de wereld wordt nog steeds met een "LANGSTROTH RAAMPJE gewerkt.  
+
De Duitse timmerman [[Mehring]] ontwikkelde in 1857 het [[kunstraat]]. Dit zijn platen van zuivere bijenwas, voorzien van de "voordruk" van de bijencellen. Door de kunstraat met dunne ijzerdraadjes vast te zetten (in te smelten) zijn ze ook veel steviger, waardoor er bijvoorbeeld gemakkelijk de [[honing slingeren|honing uitgeslingerd]] kan worden zonder dat ze kapot gaan.
  
Vanzelfsprekend passen raampjes alleen maar in daarvoor gemaakt kasten (zie bijenruimte)
+
In 1865 vertoonde [[Hruschka]] voor het eerst de door hem ontwikkelde [[honingslinger]] op een algemene vergadering van Duitse imkers te Brünn.
 
 
Op Belgische imkermarkten (een aanrader!) zie je altijd weer imkers met een duimstok.
 
 
 
 
 
Een andere uitvinding werd gedaan door de Duitse timmerman [[Mehring]] in 1857. Hem komt de eer toe de eerste [[kunstraat]] gemaakt te hebben. Deze kunstraat heeft niets met kunst te maken in de vorm van "onecht", maar alles met kunstmatig. Het zijn dus platen van zuivere bijenwas, voorzien van de "voordruk" van de bijencellen. Belgen noemen ze heel toepasselijk "waswafels", wij houden het op "kunstraat".
 
 
 
Gebruik van kunstraat heeft zo zijn voordelen. Zo wordt hergebruik van was mogelijk. Waar bijen het gebruiken hoeven zij het dus niet zelf "uit te zweten"
 
 
 
Door de kunstraat met dunne ijzerdraadjes vast te zetten (in te smelten) zijn ze ook veel steviger, waardoor er bv gemakkelijk de honing uitgeslingerd worden zonder dat ze kapot gaan.
 

Versie van 12 mrt 2010 12:09

eerst gevonden grottekening (1924) te Bicorp in O.Spanje (bij Valencia): Imkeres rooft bijennest in rotsholte (plm.6000 vc)

De eerste kennismaking van de mens met de bijenwereld en zijn honing is ongetwijfeld die als honingjagers. Men zocht en vond, misschien wel met behulp van het honingvogeltje, wilde bijennesten en beroofde hun van de zoete inhoud. In bepaalde delen van de wereld gaat dat nog steeds zo (bv. Zuid India).

Op de klotzbeute aangebrachte figuren (geverfd of gesneden) moesten de klotzbeute voor onheil beschermen

Dergelijke woudimkers wisten op den duur waar volken een geschikte ruimte hadden gevonden, en kwamen er al doende achter dat bijenvolken veelal een ruimte bezetten van ongeveer 40 liter inhoud. Vanaf een bepaald moment gingen de woudimkers die ruimte ook kunstmatig in losse vervoerbare stukken boomstam maken: de bijenklossen.

Pas in 1930 is in Oost Polen de laatste woudimker (in het duist: Zeidler) er mee opgehouden.


In Egypte hield men 6000 jaar geleden bijen in keramieke buizen. Ze waren ongeveer een meter lang, hadden 25 cm doorsnee en waren aan de einden afgesloten met een keramische deksel. Één deksel voorzien van een vliegopening. Deze buizen werden horizontaal opgestapeld. Hele muurtjes ontstonden. De bijen hebben de neiging om het stuk waar nieuwe bijen worden gemaakt (het broednest) aan de voorzijde van de woning te plaatsen, daar waar het vlieggat is. De honing wordt dan achterin opgeslagen. Dus door de honing te oogsten aan de achterzijde en dan de deksletjes te verwisselen is ook een permanente raatvernieuwing gewaarborgd.

Ongeveer 3.200 jaar v. Chr. waren bijen in het hiërogliefenschrift het symbool van de farao’s, zij versierden ook het zegel van de koningin Hatschepsut.

Om rendement te halen uit een zo "volle bijenstal" werden volken op schepen geplaatst. Beginnend in het zuiden van de Nijl konden de imkers als dus stroomafwaarts varend optimaal van de voorjaarsbloei gebruik maken. In de zomer moeten zij dan in Alexandria met volle honingkamers zijn geariveerd. Doordat bijen bij daglicht reeds gaan foerageren. kan er wel alleen maar 's nachts gevaren worden. ('n Paar jaar geleden heeft een duitser dat op de Rhone (Fr.) nog eens dunnetjes over gedaan; wel stroom opwaarts!!!! ) Deze manier van imkeren (keramische buizen) is overgewaaid naar Afrika en Azië en Europa. Van Aristoteles en Vergilius weten we dat de Grieken en Romeinen "Buizen" gebruikten met wel 26 raten. Een eenvoudige rekensom dat de bijenwoning korter was dan de Egyptische , maar hij was wel 7 cm meer in diameter. Er werd 3 maal per jaar geoogst. In mei werd 4/5 deel van de voorjaarshoning uitgesneden. In juni nam men 9/10 van de Griekse zomerhoning; meestal thijn. En in oktober werd 3/4 van de laatste honing weggenomen, meestal dus heide, klimop en tamarisk. Het resterende deel mochten de bijen houden om de winter door te komen. In dat soort klimaten meestal geen probleem.


Een van de ontdekkingen die zij gedaan hebben had volgende uitkomst:

Een keramische pot ongeveer 50 cm hoog met een diameter van ± 40 cm, iets taps naar onder toelopend , gelijk aan een grote bloempot. Op de openruimte werden latten gelegd, hart-op-hart precies 35 mm uit elkaar. Het geheel afgedekt met een laag bladeren en een steen. Bijen bouwden de raten nauwkeurig aan de laten vast, maar niet aan de zijkanten aan het keramiek. Zo konden ze dus latje voor latje uit een bijenvolk halen en de aanwezige honing eruit snijden. Een voorloper van de moderne bijenwoning. En nog steeds in een iets andere vorm in gebruik in vele landen in Afrika (vb: Kenia topbar hive).


Het is in ieder geval duidelijk dat de imkers de strokorven reeds zeer lang bekleden met leem. Misschien al zo lang als men lemen huizen maakt. Dit muntje met daarop een strokorf voor bijen komt uit de tijd van Lodewijk XV (1710-1774). Ook deze strokorf is bekleed met leem.

In onze streken (even globaal noort/west europa) werden nooit keramische buisvormige bijenwoningen gebruikt. Een alternatief hiervoor en voor de bijenklossen was een strokorf, die bovendien veel lichter in gewicht was. Wanneer de strokorf is "uitgevonden" is onbekend, maar reeds in 1300 komen ze voor. En in Nederland nog volop in gebruik tot de tweede wereld oorlog. Sommige imkers hebben uit nostalgische reden een volk in een strokorf op hun bijenstal. Op folkloristische markten zitten nog wel een oude mannetjes (inclusief rode zakdoek met luciferdoosje en platte pet) strokorfen te vlechten. Boven in de strokorf zitten een aantal spiezen waaraan de bijen de raten bouwen. Men noemt dit VASTE bouw.

Bij de oogst worden eerst de bijen uit de korf gejaagd waarna de genoemde spiezen van buitenaf worden verwijderd. Pas daarna kunnen / moeten de raten worden uitgesneden.


In 1851 komt ontwikkelt de Amerikaan Langstroth een kast met gemakkelijk uitneembare ramen. We noemen dit LOSSE bouw. Hiermee werden allerei nieuwe ingrepen in het bijenvolk mogelijk, en bleef het bijenvolk onder deze ingrepen veel rustiger dan voorheen. Hierdoor kan er bijvoorbeeld honing worden geoogst zonder dat het bijenvolk daarvoor hoeft te worden afgebroken.

De Duitse timmerman Mehring ontwikkelde in 1857 het kunstraat. Dit zijn platen van zuivere bijenwas, voorzien van de "voordruk" van de bijencellen. Door de kunstraat met dunne ijzerdraadjes vast te zetten (in te smelten) zijn ze ook veel steviger, waardoor er bijvoorbeeld gemakkelijk de honing uitgeslingerd kan worden zonder dat ze kapot gaan.

In 1865 vertoonde Hruschka voor het eerst de door hem ontwikkelde honingslinger op een algemene vergadering van Duitse imkers te Brünn.