Historie van het bijenhouden

Uit Imkerpedia
Versie door Albert Stoter (overleg | bijdragen) op 12 mei 2009 om 10:07 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Vanaf de inmiddels verdwenen site van Jan Tempelman: De eerste kennismaking van de mens met de bijenwereld en zijn honing is ongetwijfeld die als honingjagers. Me...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Vanaf de inmiddels verdwenen site van Jan Tempelman:

De eerste kennismaking van de mens met de bijenwereld en zijn honing is ongetwijfeld die als honingjagers. Men zocht en vond, misschien wel met behulp van het honingvogeltje, wilde bijennesten en beroofde hun van de zoete inhoud. In bepaalde delen van de wereld gaat dat nog steeds zo (bv. Zuid India).

In het Duits heet z'n imker Zeidler (woudimker) Hij wist op den duur waar volken een geschikte ruimte hadden gevonden. Nadat hij er achter was gekomen dat bijenvolken veelal een ruimte bezetten van ongeveer 40 liter inhoud gingen hij die ruimte ook kunstmatig maken. Handig, met een luikje aan de achterkant. Door niet AL de raten er uit te breken bij het wegnemen van de honing en dat in het late voorjaar te doen, werden de raten keurig weer hersteld en kon z'n volk in principe "eeuwig" mee. Het jaar daarop werden dan de andere raten weggebroken. Hierdoor werd dus voor zeer regelmatige raat vernieuwing zorg gedragen. Pas in 1930 is in Oost Polen de laatste Europese Zeidler er mee opgehouden.

Dat uithakken van een ruimte van 40 liter in een boom behoeft natuurlijk niet persé in een levende boom te gebeuren. Ook een stuk boom van ongeveer 1 meter lengte is daartoe reeds geschikt.

Uit dat gegeven ontstonden de zg. Klotzbeute. Een vervoerbare (?) bijenwoning. Hierdoor konden de bijen dicht bij huis worden gehouden.

In Egypte hield men 6000 jaar geleden bijen in keramieke buizen. Ze waren ongeveer een meter lang, hadden 25 cm doorsnee en waren aan de einden afgesloten met een keramische deksel. Één deksel voorzien van een vliegopening. Deze buizen werden horizontaal opgestapeld. Hele muurtjes ontstonden. De bijen hebben de neiging om het stuk waar nieuwe bijen worden gemaakt (het broednest) aan de voorzijde van de woning te plaatsen, daar waar het vlieggat is. De honing wordt dan achterin opgeslagen. Dus door de honing te oogsten aan de achterzijde en dan de deksletjes te verwisselen is ook een permanente raatvernieuwing gewaarborgd.

Om rendement te halen uit een zo "volle bijenstal" werden volken op schepen geplaatst. Beginnend in het zuiden van de Nijl konden de imkers als dus stroomafwaarts varend optimaal van de voorjaarsbloei gebruik maken. In de zomer moeten zij dan in Alexandria met volle honingkamers zijn geariveerd. Doordat bijen bij daglicht reeds gaan foerageren. kan er wel alleen maar 's nachts gevaren worden. ('n Paar jaar geleden heeft een duitser dat op de Rhone (Fr.) nog eens dunnetjes over gedaan; wel stroom opwaarts!!!! ) Deze manier van imkeren (keramische buizen) is overgewaaid naar Afrika en Azië en Europa. Van Aristoteles en Vililius weten we dat de Grieken en Romeinen "Buizen" gebruikten met wel 26 raten. Een eenvoudige rekensom dat de bijenwoning korter was dan de Egyptische , maar hij was wel 7 cm meer in diameter. Er werd 3 maal per jaar geoogst. In mei werd 4/5 deel van de voorjaarshoning uitgesneden. In juni nam men 9/10 van de Griekse zomerhoning; meestal thijn. En in oktober werd 3/4 van de laatste honing weggenomen, meestal dus heide, klimop en tamarisk. Het resterende deel mochten de bijen houden om de winter door te komen. In dat soort klimaten meestal geen probleem.

Een van de ontdekkingen die zij gedaan hebben had volgende uitkomst:

Een keramische pot ongeveer 50 cm hoog met een diameter van ± 40 cm, iets taps naar onder toelopend , gelijk aan een grote bloempot. Op de openruimte werden latten gelegd, hart-op-hart precies 35 mm uit elkaar. Het geheel afgedekt met een laag bladeren en een steen. Bijen bouwden de raten nauwkeurig aan de laten vast, maar niet aan de zijkanten aan het keramiek. Zo konden ze dus latje voor latje uit een bijenvolk halen en de aanwezige honing eruit snijden. Een voorloper van de moderne bijenwoning. En nog steeds in een iets andere vorm in gebruik in vele landen in Afrika (vb: Kenia topbar hive).

In onze streken (even globaal noort/west europa) werden nooit keramische buisvormige bijenwoningen gebruikt. Een alternatief was een strokorf. Veel lichter in gewicht als de Klotzbeute. Wanneer de korf is "uitgevonden" is onbekend, maar reeds in 1300 komen ze voor. En in Nederland nog volop in gebruik tot de tweede wereld oorlog. Sommige imkers hebben uit nostalgische reden een volk in een korf op hun bijenstal. Op folkloristische markten zitten nog wel een oude mannetjes (inclusief rode zakdoek met luciferdoosje en platte pet) korfen te vlechten. Boven in de korf zitten een aantal spiezen waaraan de bijen de raten bouwen. Bij de oogst worden deze van buitenaf verwijderd. En kunnen de raten worden uitgesneden (eerste de bijen verwijderen, aub) Men noemt dit VASTE bouw. In 1850 komt de Amerikaan Langstroth tot de ontdekking dan bijen alles wat dicht bij elkaar ligt dicht kitten en alles wat groter is dan 8 millimeter te voorzien met een cel voor broed of honingopslag. De ruimte van 6 a 7 mm wordt ongemoeid gelaten. Die afstand heet de BIJENRUIMTE.

Het lijkt een onbelangrijke ontdekking, maar het tegendeel is waar. Het wordt nu mogelijk om bijen raat te laten bouwen binnen het kader van houten latjes. RAAMPJES DUS. En zitten die raampjes overal 6/7 mm van de wanden dan zijn ze zeer gemakkelijk te verwijderen. We noemen dit losse bouw.

Raampjes zijn er in zeer vele maten, in België had elk dorp of streek zijn eigen maat. Bij ons in Nederland hebben we EEN MAAT die door zeer veel imkers wordt gebruikt. Het is een overblijfsel van een engelse importkast uit begin 1900. Daarom heen is omstreeks 1950 een standaard kast gemaakt. De zg SPAARKAST**. Overal elders in de wereld wordt nog steeds met een "LANGSTROTH RAAMPJE gewerkt.

Vanzelfsprekend passen raampjes alleen maar in daarvoor gemaakt kasten (zie bijenruimte)

Op Belgische imkermarkten (een aanrader!) zie je altijd weer imkers met een duimstok.

Een andere uitvinding werd gedaan door de Duitse timmerman Mehring in 1857. Hem komt de eer toe de eerste kunstraat gemaakt te hebben. Deze kunstraat heeft niets met kunst te maken in de vorm van "onecht", maar alles met kunstmatig. Het zijn dus platen van zuivere bijenwas, voorzien van de "voordruk" van de bijencellen. Belgen noemen ze heel toepasselijk "waswafels", wij houden het op "kunstraat".

Gebruik van kunstraat heeft zo zijn voordelen. Zo wordt hergebruik van was mogelijk. Waar bijen het gebruiken hoeven zij het dus niet zelf "uit te zweten"

Door de kunstraat met dunne ijzerdraadjes vast te zetten (in te smelten) zijn ze ook veel steviger, waardoor er bv gemakkelijk de honing uitgeslingerd worden zonder dat ze kapot gaan.