Meijer Kast: verschil tussen versies
| Regel 11: | Regel 11: | ||
Voor de honingdracht kon men de kasten eenvoudig opladen, ca 195 tot 200 op een vrachtwagen, aangenomen dat de aslast voldoende is geeft dit bij een gemiddeld gewicht van 20 kg per kast een max gewicht van 4000kg. | Voor de honingdracht kon men de kasten eenvoudig opladen, ca 195 tot 200 op een vrachtwagen, aangenomen dat de aslast voldoende is geeft dit bij een gemiddeld gewicht van 20 kg per kast een max gewicht van 4000kg. | ||
| − | + | In het [[Maandbladen voor bijenteelt sinds 1898|Maandschrift voor Bijenteelt]] (in de jaren 1940 en 1941) is een omschrijving van deze ksst door de heer de Meijer zelf te vinden. | |
Huidige versie van 23 sep 2010 om 14:21
Omschrijving
De kast biedt plaats aan 8 broed- en 8 honingkamerramen, de broedramen kunnen staand als Alberti of hangend als Simplex zijn. De honingkamerramen hebben een aparte maat, daarnaast is er nog plaats voor een kistje voor ca 2kg droge suiker.
De inhoud van een honingkamer is gelijk aan de inhod van een grote korf, ze zijn echter niet geschikt voor het overwinteren van volken. De kastjes zijn wel geschikt voor het behandelen van de volken, een zwerm zal zich erin op haar plaats voelen en vooral bij de heide kan er een mooie spekrug boven het broednest ontstaan. Wordt het suikerkistje in de honingkamer geplaatst, dan kunnen er acht ramen instaan die elk 1 kg raathoning kan bevatten. De kast vervaardigde men van goede kwaliteit hout zoals grenen, vaak van Amerikaanse appelkistjes welke indertijd bij de groenteboer te krijgen waren. De maten waren van dien aard dat er weing gezaagd hoefde te worden.
Voor de honingdracht kon men de kasten eenvoudig opladen, ca 195 tot 200 op een vrachtwagen, aangenomen dat de aslast voldoende is geeft dit bij een gemiddeld gewicht van 20 kg per kast een max gewicht van 4000kg.
In het Maandschrift voor Bijenteelt (in de jaren 1940 en 1941) is een omschrijving van deze ksst door de heer de Meijer zelf te vinden.
Datering
ca 1930-1950
Voorkomen
niet bekend.