Natuurlijke volksvermeerdering

Uit Imkerpedia
Versie door Albert Stoter (overleg | bijdragen) op 7 nov 2015 om 15:57
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een nieuw bijenvolk start met de geboorte van een jonge koningin. Normaal gesproken wil in het voorjaar (mei, juni) elk gezond en sterk moedervolk aan volksvermeerdering doen, en dus nieuwe koninginen geboren laten worden. 'Normaal gesproken', want er worden ook bijen geteelt die dat zo min mogelijk doen (zwermtraag zijn).

Omdat de nieuwe koninginnen wel bevrucht moeten kunnen worden begint het moedervolk als eerste met het weer geboren laten worden van mannetjesbijen (darren). De oude koningin legt daartoe onbevruchte eitjes in iets grotere cellen (darrenraat).

Onbevruchte eitjes: darren hebben dus wel een moeder, maar geen vader. Tot aan de darrenslacht in het najaar zijn de darren in elk bijenvolk welkom.

Het aanzetten van darrenbroed gebeurt soms al zeer vroeg in het voorjaar. Het is in de natuur de bedoeling dat jonge moeren paren met niet verwante darren, want anders zou je immers inteelt hebben met een grote kans op degeneratie. Het voortbrengen van darren is dus een onvoldoende bewijs dat het volk gaat zwermen. Maar als er gezwermd wordt zijn er wel altijd ook darren in een volk aanwezig.

Moerdoppen worden al van aanvang af verticaal gebouwd. Deze is nog open.

De eerste echte tekenen dat in volk in zwermstemming komt is het aanzetten van speeldopjes. Dat zijn niet meer dan beginnetjes (de bodem) van echte moerdoppen. Dergelijke speeldopjes kunnen weken aanwezig blijven, of weer snel verdwijnen.

Zodra het volk echt in zwermstemming is zal de koningin zo'n verticaal gebouwde cel beleggen met een bevrucht eitje, waarna het speeldopje verder wordt uitgebouwd. Je spreekt dan niet meer van speeldop maar van een moerdop, in concreto een zwermcel. Meestal zijn er meerdere zwermcellen tegelijkertijd.

Op deze foto, genomen vanaf de onderkant van een opengewerkte moerdop, is goed te zien hoe overweldigend veel koninginnengelei zo'n koninklijk larfje krijgt.

Het na 3 dagen uit dit eitje komende larfje wordt door de werksterbijen extra verwend. De larfjes in moerdoppen krijgen veel meer koninginnengelei dan de larfjes in andere cellen. Elk bevrucht eitje kan een koningin worden, als het daaruit komende larfje maar vanaf zo vroeg mogelijk zoveel mogelijk koninginnengelei krijgt. De meeste krijgen dat dus niet en worden "gewone" werksterbijen.

Voordeel: als er in een volk onverwachts iets met de koningin gebeurt, dan kunnen gewone cellen alsnog snel tot moerdoppen promoveren waarin alsnog een jonge koningin kan worden geboren. Dergelijke gepromoveerde cellen zijn goed te onderscheiden van cellen die van begin af aan als moerdop waren bedoeld, en heten redcellen.

Na 6 dagen verpopt de larve zich. Dat popstadium duurt bij een aanstaande koningin 7 dagen zodat in totaal (3+6+7=) 16 dagen na het leggen van het eitje een nieuwe koningin wordt geboren.

Al vlak nadat de oude koningin eitjes in de zwermcellen heeft gelegd word zij door het het moedervolk in conditie gebracht om weer goed te kunnen vliegen. De oude koningin krijgt daartoe minder voedsel (zodat ze minder zwaar wordt) en ze wordt opgejaagd (zodat haar uithoudingsvermogen toeneemt). Dit heeft wel als gevolg dat ze ook steeds minder eitjes gaat leggen.

Het sluiten van de eerste zwermcel (de start van het popstadium) is het startsein voor het vertrek van de oude koningin met een gedeelte van het volk. Dit noemen we de voorzwerm die dus de oude (in het begin van haar leven al reeds bevruchte) koningin bij zich heeft. Zodra deze voorzwerm een nieuw plekje heeft gevonden kan dit volk, na wat ratenbouw, direct weer aan de slag met het aanmaken van nieuwe bijen. Als er veel nectar en stuifmeel te vinden is dan kan zo'n volk ook later in het jaar (juli) nog eens aan volksvermeerdering gaan doen (de zogeheten maagdenzwerm).

Op de oude plek hebben we vervolgens het restant van het volk plus een aantal koninginnen in popstadium. Zodra daarvan de eerste uit haar cel komt laat zij dat duidelijk weten door een specifiek geluid te maken. Dit tuten is tot buiten de kast hoorbaar.

Zodra er andere volwassen jonge koninginnen zijn beantwoorden deze dit getuut vanuit hun cel, wat daardoor anders klinkt, en kwaken wordt genoemd. Je hoort dus afwisselend tuten en kwaken, maar je kunt dus eerst een periode hebben met alleen tuten.


Zodra het kan vertrekt ook de tutende jonge koningin weer met een gedeelte van het volk, waarna een andere koningin weer als eerste uit haar cel komt en van kwaker tuter wordt. Aldus kunnen er meerdere nazwermen (met een dus nog onbevruchte koningin) afkomen. Dit gaat net zo lang door totdat het restant het welletjes vindt (toch ook levensvatbaar wil blijven) en alle overgebleven jonge koninginnen doodmaakt op 1 na.

Ook de nazwermen proberen natuurlijk zo snel mogelijk een nieuw plekje te vinden.

Voor de nazwermen (en het achtergebleven volk) breekt daarna nog de kritische periode van de bevruchting aan. De jonge koninginnen moeten er op uit om zich op de darrenplaatsen te laten bevruchten door zoveel mogelijk mannetjes (dan kan tot ongeveer 20).

Bevruchten is daarvoor eigenlijk geen goed woord, want de koningin bewaart het sperma in een speciale ruimte in haar lijf (de spermatheca), en pas vlak voordat ze een eitje in en celletje legt wordt dat eitje al dan niet bevrucht (als start voor een werkbij of koningin, of voor een dar).

Gedurende die bruidsvluchten kan er natuurlijk van alles misgaan, en als de jonge koningin er niet terugkeert dan is het afgelopen met het betreffende volkje.


Als het wel goed gaat dan groeit het volkje hopelijk voldoende om de winter door te komen. Er worden zoveel nieuwe bijen geboren als gezien de grootte van het volk kan, maar naarmate de dagen korten worden er steeds minder eitjes gelegd. Hierdoor hoeven de werksterbijen ook steeds minder jonge bijen te voeden waardoor ze zelf juist steeds langer kunnen blijven leven. Aldus ontstaan de winterbijen.

In het najaar worden de darren verjaagd, de darrenslacht, en de resterende werkbijen met koningin proberen samen de warmte zodanig te houden dat ze de koude winter kunnen weerstaan. Hopelijk hebben ze daarvoor dan inmiddels voldoende honing opgeslagen. Zodra het kouder wordt dan 8 graden kruipen de bijen extra dicht op elkaar, en vormen de wintertros. Op die manier komen de bijen dan een hele periode niet buiten waardoor ze zich dus ook niet kunnen ontlasten. Zodra er dan weer eens een paar mooiere dagen zijn gaan de bijen op een reinigingsvlucht.

Naarmate de dagen weer beginnen te lengen begint de koningin ook weer meer eitjes te leggen. Tot circa 1 april gaan er meer winterbijen dood dan dat er nieuwe bijen bij komen. Daarna neemt het volk weer in grootte toe. In mei wordt het weer tijd om aan een nieuwe ronde van volksvermeerdering te denken.