Achterbehandelingkast
Omschrijving
Elke bijen-behuizing waarbij de toegang tot het volk via de achterkant gebeurt is een achterbehandelingskast. Enkele voorbeelden:
- Albertikast,
- Beu’s reiskast,
- Drory Kast,
- Dzierzonkast,
- Grasé Einheitsbeute,
- Kuntzschbeute,
- Musschekast.
Een achterbehandelingskast zal normaal gesproken een flink eind van de grond worden gezet (anders moet je immers op je knieeën of gehurkt werken), en aan de achterkant is veel licht nodig. Omdat je ze ook op elkaar kunt stapelen kunnen er echter ook veel kasten op een kleine ruimte. Zijn lastig voor plaatsing bij het reizen, omdat ze meestal aan de achterkant inregenen. Maar ook vele paviljoenkasten met bovenbehandeling hebben dit bezwaar.
Achterbehandelingskasten hebben een vast formaat en kunnen dus niet worden uitgebreid (bij bovenbehandeling kan er altijd weer een extra kastdeel bovenop).
In een achterbehandelingkast kan men de volkssterkte en de honingvoorraad alleen beoordelen als er sprake is van koude bouw. Ook dan kan men echter vanaf de achterkant niet zien, waar de dikke stukken honing zitten. Het is dus moeilijk het gunstigste raampje uit te kiezen. Kiest men er een, dat aan de voorkant een dikgedeelte bevat, dan schuurt dit in zijn volle lengte langs de andere ramen, beschadigt de honing, drukt de bijen dood, enz.
Achterbehandeling laat echter bij zowel koude bouw als warme bouw toe de broedkamer te inspecteren zonder de honingzolder aan te raken. In geval van warmbouw moet men echter eerst raampjes met een tang vastpakken om bij het broednest te komen, want het broednest ligt zelden tot geheel achterin de kast.
De roterende broedraamkasten zijn een speciaal geval. Daar is sprake is van achterbehandeling in de broedkamer, maar van bovenbehandeling in de honingkamer(s).
Datering
begin 1900 tot heden.
Voorkomen
Vaak in Duitsland.