Inwinteren

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

Inwinteren is meer dan alleen het (door Mehring, Dathé en Freudenstein voor het eerst toegepaste) voeren van suiker. Het inwinteren bestaat uit de volgende controles en handelingen:

  • Zijn de grootte van het volk en de grootte van de kast met elkaar in overeenstemming:
    • als de kast te klein is dan heeft het volk onvoldoende mogelijkheid om voer op te slaan, en
    • als de kast te groot is dan krijg je meer last van beschimmelde raat, en vergroot je de kans dat de bijen in de winter los van het voer geraken. Je kunt dit o.a. voorkomen door het plaatsen van kantramen. Rond het inwinteren wordt menig kast te groot omdat het broeden afneemt.
  • Heeft het volk voldoende ventilatie.
  • Is de vliegspleet klein genoeg zodat het volk geen last van muizen krijgt.
  • Krijgt het volk voldoende voer mee de winter in[1]
    • Hoeveel suiker je bij moet voeren hangt af van de hoeveelheid[2] en van de de kwaliteit van de honing die een volk nog heeft voordat je aan het inwinteren begint:
      • hoeveelheid: als het productievolk zelf ook nog een paar centimeter honing boven het broed heeft zitten dan moet 12 kg suiker[3] voldoende zijn, voor de zekerheid geeft je 15 kg; en er zijn imkers die nog veel meer voer geven, maar die doen dat dan vaak om in het voorjaar voerramen over te hebben die ze kunnen gebruiken bij het opzetten van nieuwe volken.
      • kwaliteit: afhankelijk van de dracht kan honing meer of minder snel kristalliseren, en bevat het meer of minder afvolstoffen die in de winter in de darmen van de bij ophopen (en kunnen leiden tot roer). Hoe meer kristallisatie, en hoe meer afvalstoffen in de honing hoe minder geschikt voor overwintering, en dus hoe meer suiker je bij moet voeren. Als er in de winter nog genoeg gevlogen kan worden en er dus water kan worden gehaald (voor het verwerken van de gekristalliseerde honing), en er dus ook gepoept kan worden om de afvalstoffen kwijt te raken, dan is e.e.a. veel minder een probleem. Maar ja, dat weet je pas achteraf, en daar kun je dus geen koers op varen. Sommige imkers leggen een plastic vel op de ramen zodat bijen daar condensdruppels kunnen halen voor het oplossen van de suikerkristallen.
    • Je kunt het suiker bij het inwinteren in verschillende vormen aanbieden: suikerwater, apifonda, en in de handel verkrijgbare oplossingen met invertsuiker. Borstplaat wordt wel gegeven als de winter al gevorderd is en er ineens sprake is van een voedseltekort.
    • Doorgaan met voeren totdat er op het middelste raam van het broednest op z'n smalst zo'n 10 cm voer zit (tussen toplat en broednest). Op het middelste raam is het broednest het hoogst zodat de naastliggende ramen naar buiten toe steeds meer voer zullen bevatten.
  • Zijn de buitenste voerramen verzegeld.
    • Als dat niet zo is dan loop je grote kans dat deze ramen in de loop van de winter beschimmelen. Vaak worden de buitenste ramen daarom ingewisseld voor de eerst naastliggende die wel verzegeld zijn.

Voetnoten

  1. Deze vraag is van ook belang als je een volk géén honing hebt afgenomen. In de klimatologische omstandigheden in de Lage Landen kunnen bijenvolken lang niet altijd voldoende nectar vinden om daarmee ook te kunnen overwinteren.
  2. Eén vierkante decimeter verzegelde honing weegt zo'n 370 gram. Een volledig aan twee kanten verzegeld broedkamerraam weegt zo'n 2 kg. Heb je extra dikke raten (zeg zo'n 2,5 centimeter) dan weegt een broedkamerraam wel zo'n 2,5 kilo. Trek het gewicht van de aanwezige honing af van de hoeveelheid gewenste wintervoorraad en je weet hoeveel suiker je moet bijvoeren.
  3. Als je met invertsuiker werkt: 14 liter invertsuiker bevat zo'n 10 kilo suiker