Koninginnenteelt: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 42: Regel 42:
  
 
* Na het [[overlarven]] worden de inmiddels met larfjes gevulde koninginnenteeltdopjes in een [[starter]] gedaan.
 
* Na het [[overlarven]] worden de inmiddels met larfjes gevulde koninginnenteeltdopjes in een [[starter]] gedaan.
 +
 +
* na een dag worden de koninginnenteeltdopjes al weer uit de starter gehaald (en de starter opgeheven), waarna de [[aangenomen dopjes]] naar een [[pleegvolk]] gaan.
  
 
wordt vervolgd
 
wordt vervolgd

Versie van 8 mei 2009 11:37

Inleiding

Er kan om verschillende redenen aan koninginnenteelt worden gedaan:

  • het telen van reservekoninginnen,
    • er kan immers altijd iets mis gaan met de koninginnen in de productievolken
  • het verbeteren van de kwaliteit van de eigen stand door koninginnen te telen van de eigen beste volken,
    • hierbij is dus sprake van selectie / keuze op grond van eigen waarneming en eigen criteria (maar meestal zal dat gaan om criteria als zachtaardigheid, zwermtraagheid, ziektebestendigheid, haaldrift, varroa-bestendigheid).
    • de rest van de werkwijze kan hetzelfde zijn als bij de teelt van reservekoninginnen
  • het telen van een bepaald ras of buckfast
    • het telen van een bepaald ras (of buckfast) verondersteld gecontroleerde paringen via kunstmatige inseminatie of via speciaal voor dat ras opgestelde bevruchtingsstations.


In alle gevallen is het handig om een zogeheten Koninginnenteeltkalender bij te houden.


De koninginnenteelt met behulp van het overlarven

In de koninginnenteelt geldt als belangrijkste leidraad: hoe eerder en hoe meer een larfje koninginnengelei krijgt, hoe beter de koningin. Immers, alle bevruchte eitjes worden vrouwtjes. De koninginnegelei “maakt” de koningin.


Een koningin uit een redcel is daarom ook vaak kleiner omdat zo'n larfje in het begin vaak nog niet voldoende koninginnegelei heeft gehad. De bijen zullen namelijk ook van al oudere larfjes koninginnen maken omdat er dan sneller een nieuwe koningin is. Zo’n redcel moer is daarom vaak ook kwalitatief minder (bijvoorbeeld eerder darrenbroedig).


Kortom: bij optimale koninginnenteelt dient een larfje vanaf de 1e dag als aanstaande koningin te worden gevoed.


Deze doelstelling wordt bereikt door het verplaatsen (overlarven) van 1e dags larfjes naar kunstmatige moercellen (koninginnenteeltdopjes) die vervolgens naar een eveneens kunstmatige gecreëerde situatie met een overdaad aan voedsterbijen wordt gebracht (te weten de starter).


Deze methode met behulp van overlarven kan bovendien voor heel veel nateelt zorgen van die ene beste, ras, of buckfastkoningin. Dit is dan ook de methode die gebruikt wordt door de koninginnentelers waarvan men jonge carnica- of buckfast koninginnen kan verkrijgen.


Onderstaand wordt niet precies aangegeven wanneer u precies met welke activiteiten moet starten omdat deze timing is terug te vinden op de koninginnenteeltkalender.

  • Enkele weken voorafgaand aan het overlarven kunnen we het volk op schone kunstraat zetten om de verspreiding van virussen zoveel mogelijk tegen te gaan.
  • Ten gunste van de kwaliteit van de eitjes (en bijgevolg de larfjes) kan worden besloten om de teeltkoningin krap te zetten zodat het aantal eitjes wordt gemaximalisserd (op zo'n 300 eitjes per dag). Dat kan bijvoorbeeld in een zesramer waarbij steeds broed wordt weggenomen.
  • voorafgaand aan het overlarven bevochtig je deze doppen met een klein drupje verdunde koninginnengelei.
  • Na het overlarven worden de inmiddels met larfjes gevulde koninginnenteeltdopjes in een starter gedaan.
  • na een dag worden de koninginnenteeltdopjes al weer uit de starter gehaald (en de starter opgeheven), waarna de aangenomen dopjes naar een pleegvolk gaan.

wordt vervolgd