Uitneembare ramen: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 2: Regel 2:
  
 
Feitelijk hebben al deze historische grootheden uit de bijenteelt hun eigen op zich te respecteren bijdrage aan de uitneembare ramen geleverd:
 
Feitelijk hebben al deze historische grootheden uit de bijenteelt hun eigen op zich te respecteren bijdrage aan de uitneembare ramen geleverd:
* Prokopovych was in 1814 de eerste die ging werken met ramen, maar deze ramen hadden zowel onderling als met de kast veel contact zodat ze door de bijen zowel aan elkaar als aan de kastwand werden vastgekit. De [[raatafstand|hart op hart raatafstand]] was ook nog niet goed. Toch was het in zijn kast al mogelijk om ook onbeschadige raten uit de kast te halen.
+
* Prokopovych was in 1814 de eerste die ging werken met ramen, en dat alleen nog in de [[honingkamer]]. Deze ramen hadden zowel onderling als met de kast veel contact zodat ze door de bijen zowel aan elkaar als aan de kastwand werden vastgekit. De [[raatafstand|hart op hart raatafstand]] was ook nog niet goed. Toch was het in zijn kast al mogelijk om ook onbeschadige raten uit de kast te halen.
* Dzierzon was op de hoogte van [[Prokopovych kast]], maar gebruikte toch weer alleen toplatten. Op grond van onderzoek / observatie kregen die toplatten van Dzierzon een breedte van 1 zoll <ref>het oudduitse 'zoll' is ongeveer evengroot als de oudnederlandse 'duim' en de nog steeds gebruikte engelse 'inch' oftewel ongeveer 2,54 cm</ref>, en tussen de toplatten hanteerde hij een afstand van een 1/2 zoll. Aldus bepaalde Dzierzon als eerste een hart op hart afstand van 1 1/2 zoll (oftewel van ± 38 mm). In beide zijwanden van zijn [[achterbehandelingskast]] bracht hij een groef van 1/4 zoll (± 8 mm) aan waarover de toplatten konden worden geschoven (en de groef tussen de opeenvolgende toplatten werd niet dichtgekit!). Vanaf de achterkant van de  achterbehandelingskast was het niet buitengewoon lastig om voor het oogsten de zijkanten van de raat van de zijwanden af te snijden. Al met al resulteerde dit dus voor het eerst in een kast met tamelijk gemakkelijk uitneembare raten.
+
* Dzierzon was op de hoogte van [[Prokopovych kast]], maar gebruikte toch weer alleen toplatten. Op grond van onderzoek / observatie kregen die toplatten van Dzierzon een breedte van 1 zoll <ref>het oudduitse 'zoll' is ongeveer evengroot als de oudnederlandse 'duim' en de nog steeds gebruikte engelse 'inch' oftewel ongeveer 2,54 cm</ref>, en tussen de toplatten hanteerde hij een afstand van een 1/2 zoll. Aldus bepaalde Dzierzon als eerste een hart op hart afstand van 1 1/2 zoll (oftewel van ± 38 mm). In beide zijwanden van zijn [[achterbehandelingskast]] bracht hij een groef van 1/4 zoll (± 8 mm) aan waarover de toplatten konden worden geschoven. Vanaf de achterkant van de  achterbehandelingskast was het niet buitengewoon lastig om voor het oogsten de zijkanten van de raat van de zijwanden af te snijden. Al met al resulteerde dit dus voor het eerst in een kast met tamelijk gemakkelijk uitneembare raten.
 
* Berlepsch was op de hoogte van Dzierzon's ideeën. Hij ging in zijn achterbehandelingskasten echter weer ramen toepassen. In [[Berlepsch Ständerbeute]] zien we dus de eerste ramen met oren ontstaan, die evenals bij Dzierzon in een groef rusten. De zijlatten van de ramen zaten echter nog op een te kleine afstand van de zijwand, zodat ze konden / moesten worden losgesneden.
 
* Berlepsch was op de hoogte van Dzierzon's ideeën. Hij ging in zijn achterbehandelingskasten echter weer ramen toepassen. In [[Berlepsch Ständerbeute]] zien we dus de eerste ramen met oren ontstaan, die evenals bij Dzierzon in een groef rusten. De zijlatten van de ramen zaten echter nog op een te kleine afstand van de zijwand, zodat ze konden / moesten worden losgesneden.
 
* Langstroth was op de hoogte van de werken van Dzierzon (omgekeerd was Dzierzon zelfs in 1878 nog niet op de hoogte van de ontdekkingen van Langstroth <ref>Eva Crane. The world history of beekeeping and honey hunting. New York 1999, London 1999, blz 421</ref> ). Langstroth was echter aan het experimenteren met bovenbehandelingskasten waarbij het dus een stuk moeilijker is om de raten van de wanden los te snijden. Langstroth was de eerste die in zijn [[Langstrothkast]] de [[bijenruimte]] overal (met name ook langs de zijkanten van zijn ramen) gebruikte.
 
* Langstroth was op de hoogte van de werken van Dzierzon (omgekeerd was Dzierzon zelfs in 1878 nog niet op de hoogte van de ontdekkingen van Langstroth <ref>Eva Crane. The world history of beekeeping and honey hunting. New York 1999, London 1999, blz 421</ref> ). Langstroth was echter aan het experimenteren met bovenbehandelingskasten waarbij het dus een stuk moeilijker is om de raten van de wanden los te snijden. Langstroth was de eerste die in zijn [[Langstrothkast]] de [[bijenruimte]] overal (met name ook langs de zijkanten van zijn ramen) gebruikte.
  
In zijn patenten uit 1852 en 1863 beschrijft Langstroth de bouw de Langstrothkast, maar hij gebruikt daarbij niet het woord 'bijenruimte' (beespace). Hij gebruikt wel de woorden 'Movable frames' (beweegbare ramen), maar dat was een omschrijving die ook tijdgenoten (zoals Edward Bevan) gebruikten voor hun bijenkasten (in geval van de [[Bevan's Hive|Bevankast]] met alleen toplatten). Aldus krijgt dit belangrijkste innovatieve aspect van Langstroth's kast in zijn patenten maar heel weinig aandacht. Hierdoor werd het belang van deze innovatie ook niet direct herkend. Er wordt verondersteld dat Langstroth dit bewust heeft gedaan om inbreuk op zijn patent te voorkomen. <ref>Gene Kritsky. The Quest for the Perfect Hive: A History of Innovation in Bee Culture. New York, 2010</ref>  
+
In zijn patenten uit 1852 en 1863 beschrijft Langstroth de bouw de Langstrothkast, maar hij gebruikt daarbij niet het woord 'bijenruimte' (beespace). Hij gebruikt wel de woorden 'Movable frames' (beweegbare ramen), maar dat was een omschrijving die ook tijdgenoten (zoals Edward Bevan) gebruikten voor hun bijenkasten (in geval van de [[Bevan's Hive|Bevankast]] met alleen toplatten). Aldus krijgt dit belangrijkste innovatieve aspect van Langstroth's kast in zijn patenten eigenlijk maar heel weinig aandacht. Waarschijnlijk hierdoor werd het belang van deze innovatie ook niet direct herkend. Er wordt verondersteld dat Langstroth dit bewust heeft gedaan om inbreuk op zijn patent te voorkomen. <ref>Gene Kritsky. The Quest for the Perfect Hive: A History of Innovation in Bee Culture. New York, 2010</ref>  
 +
 
 +
 
 +
Het boeiende relaas van het ontstaan van onze kasten met uitneembare ramen is onder andere na te lezen in boeken als:
 +
* Eva Crane, The archeology of Beekeeping; London 1983
 +
* Fr. Ruttner, Naturgeschichte der Honigbienen; München 1992
 +
* Morse e.a., Encyclopedia of beekeeping; Poole UK 1985
 +
* Hüsing e.a., Lexikon der Bienenkunde; München 1987
 +
* Goens/Maes; Geschiedenis van de Bijenteelt; Brugge 1985
  
  
 
==Voetnoten==
 
==Voetnoten==
 
<references />
 
<references />

Versie van 15 mrt 2010 12:12

In de literatuur worden beurtelings zowel Petro Prokopovych, Johannes Dzierzon, August Freiherr von Berlepsch als Lorenzo Lorraine Langstroth naar voren gebracht als dé grondlegger van de uitneembare ramen.

Feitelijk hebben al deze historische grootheden uit de bijenteelt hun eigen op zich te respecteren bijdrage aan de uitneembare ramen geleverd:

  • Prokopovych was in 1814 de eerste die ging werken met ramen, en dat alleen nog in de honingkamer. Deze ramen hadden zowel onderling als met de kast veel contact zodat ze door de bijen zowel aan elkaar als aan de kastwand werden vastgekit. De hart op hart raatafstand was ook nog niet goed. Toch was het in zijn kast al mogelijk om ook onbeschadige raten uit de kast te halen.
  • Dzierzon was op de hoogte van Prokopovych kast, maar gebruikte toch weer alleen toplatten. Op grond van onderzoek / observatie kregen die toplatten van Dzierzon een breedte van 1 zoll [1], en tussen de toplatten hanteerde hij een afstand van een 1/2 zoll. Aldus bepaalde Dzierzon als eerste een hart op hart afstand van 1 1/2 zoll (oftewel van ± 38 mm). In beide zijwanden van zijn achterbehandelingskast bracht hij een groef van 1/4 zoll (± 8 mm) aan waarover de toplatten konden worden geschoven. Vanaf de achterkant van de achterbehandelingskast was het niet buitengewoon lastig om voor het oogsten de zijkanten van de raat van de zijwanden af te snijden. Al met al resulteerde dit dus voor het eerst in een kast met tamelijk gemakkelijk uitneembare raten.
  • Berlepsch was op de hoogte van Dzierzon's ideeën. Hij ging in zijn achterbehandelingskasten echter weer ramen toepassen. In Berlepsch Ständerbeute zien we dus de eerste ramen met oren ontstaan, die evenals bij Dzierzon in een groef rusten. De zijlatten van de ramen zaten echter nog op een te kleine afstand van de zijwand, zodat ze konden / moesten worden losgesneden.
  • Langstroth was op de hoogte van de werken van Dzierzon (omgekeerd was Dzierzon zelfs in 1878 nog niet op de hoogte van de ontdekkingen van Langstroth [2] ). Langstroth was echter aan het experimenteren met bovenbehandelingskasten waarbij het dus een stuk moeilijker is om de raten van de wanden los te snijden. Langstroth was de eerste die in zijn Langstrothkast de bijenruimte overal (met name ook langs de zijkanten van zijn ramen) gebruikte.

In zijn patenten uit 1852 en 1863 beschrijft Langstroth de bouw de Langstrothkast, maar hij gebruikt daarbij niet het woord 'bijenruimte' (beespace). Hij gebruikt wel de woorden 'Movable frames' (beweegbare ramen), maar dat was een omschrijving die ook tijdgenoten (zoals Edward Bevan) gebruikten voor hun bijenkasten (in geval van de Bevankast met alleen toplatten). Aldus krijgt dit belangrijkste innovatieve aspect van Langstroth's kast in zijn patenten eigenlijk maar heel weinig aandacht. Waarschijnlijk hierdoor werd het belang van deze innovatie ook niet direct herkend. Er wordt verondersteld dat Langstroth dit bewust heeft gedaan om inbreuk op zijn patent te voorkomen. [3]


Het boeiende relaas van het ontstaan van onze kasten met uitneembare ramen is onder andere na te lezen in boeken als:

  • Eva Crane, The archeology of Beekeeping; London 1983
  • Fr. Ruttner, Naturgeschichte der Honigbienen; München 1992
  • Morse e.a., Encyclopedia of beekeeping; Poole UK 1985
  • Hüsing e.a., Lexikon der Bienenkunde; München 1987
  • Goens/Maes; Geschiedenis van de Bijenteelt; Brugge 1985


Voetnoten

  1. het oudduitse 'zoll' is ongeveer evengroot als de oudnederlandse 'duim' en de nog steeds gebruikte engelse 'inch' oftewel ongeveer 2,54 cm
  2. Eva Crane. The world history of beekeeping and honey hunting. New York 1999, London 1999, blz 421
  3. Gene Kritsky. The Quest for the Perfect Hive: A History of Innovation in Bee Culture. New York, 2010