Uitneembare ramen: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 1: Regel 1:
In de literatuur worden beurtelings zowel [[Prokopovych|Petro Prokopovych]], [[Dzierzon|Johannes Dzierzon]], [[Berlepsch|August Freiherr von Berlepsch]] als [[Langstroth|Lorenzo Lorraine Langstroth]] naar voren gebracht als dé grondlegger van de uitneembare ramen.  
+
In de literatuur worden beurtelings zowel [[Prokopovych|Petro Prokopovych]], [[Dzierzon|Johannes Dzierzon]], [[Berlepsch|August Freiherr von Berlepsch]] als [[Langstroth|Lorenzo Lorraine Langstroth]] naar voren gebracht als dé grondlegger van de uitneembare ramen.
 +
 
 +
 
 +
* De Roemeen '''Prokopovych''' was in 1814 de eerste die ging werken met ramen, en dat alleen nog in de [[honingkamer]]. Deze ramen hadden zowel onderling als met de kast veel contact zodat ze door de bijen zowel aan elkaar als aan de kastwand werden vastgekit. De [[raatafstand|hart op hart raatafstand]] was ook nog niet goed met [[warbouw]] als gevolg. Toch was het in zijn kast al mogelijk om ook onbeschadige raten uit de kast te halen.
 +
* De Pool '''Dzierzon''' (die ook bekend was met in in 1841 verschenen duitstalige artikel over [[Prokopovych kast]] <ref name=Crane>Eva Crane. The world history of beekeeping and honey hunting. New York 1999, London 1999, blz 421</ref> ), gebruikte eerst ramen in achterbehandelings [[bijenklossen|Klotzbeuten]], maar stapte vervolgens over op alleen toplatten in [[achterbehandelingskast|achterbehandelingskasten]]. Op grond van onderzoek / observatie kregen die toplatten van Dzierzon een breedte van 1 zoll <ref>het oudduitse 'zoll' is ongeveer evengroot als de oudnederlandse 'duim' en de nog steeds gebruikte engelse 'inch' oftewel ongeveer 2,54 cm</ref>, en tussen de toplatten hanteerde hij een afstand van een 1/2 zoll. Aldus bepaalde Dzierzon een hart op hart afstand van 1 1/2 zoll (oftewel van ± 38 mm) en had hij geen warbouw meer. In beide zijwanden van zijn [[Dzierzonkast]] bracht hij een groef van 1/4 zoll (± 8 mm) aan waarover de toplatten konden worden geschoven. Vanaf de achterkant van de  achterbehandelingskast was het niet buitengewoon lastig om voor het oogsten de zijkanten van de raat van de zijwanden af te snijden. Al met al resulteerde dit dus voor het eerst in een kast met tamelijk gemakkelijk uitneembare raten. Het was wel een nadeel dat als je een raat voorin wilde bekijken, je eerst alle raten achterin moest lossnijden.
 +
* De Duitser '''Von Berlepsch''' verbeterde de kast van tijdgenoot Dzierzon door er ramen in te hangen. Bij de oren waren deze ramen verbreed zodat daarmee de ramen automatisch op de juiste afstand van elkaar bleven. Evenals in de Dzierzonkast rusten de oren in [[Berlepsch Ständerbeute]] in een groef. De zijlatten van de ramen zaten echter nog op een te kleine afstand van de zijwand, zodat ze konden / moesten worden losgesneden.
 +
* De Amerikaan '''Langstroth''' was op de hoogte van de werken van Dzierzon (omgekeerd was Dzierzon zelfs in 1878 nog niet op de hoogte van de ontdekkingen van Langstroth <ref name=Crane /> ). Langstroth was echter aan het experimenteren met bovenbehandelingskasten waarbij het dus een stuk moeilijker is om de raten van de wanden los te snijden. Langstroth was de '''eerste''' die in zijn bovenbehandelings [[Langstrothkast]] de [[bijenruimte]] overal (met name ook langs de zijkanten van zijn ramen) gebruikte. Bovenbehandeling heeft als extra voordeel dat je elk raam als eerste kunt pakken. Je hoeft niet perse van achter naar voren te werken.
 +
 
 +
 
 +
Al met al moeten we toch concluderen dat Langstroth dé grondlegger van de uitneembare ramen is. Alle moderne bijenkasten met uitneembare ramen zijn een variant op de Langstrothkast. Achterbehandelingskasten worden hoe dan ook niet meer stelselmatig gebruikt.
  
Feitelijk hebben al deze historische grootheden uit de bijenteelt hun eigen op zich te respecteren bijdrage aan de uitneembare ramen geleverd:
 
* De Roemeen Prokopovych was in 1814 de '''eerste''' die ging werken met ramen, en dat alleen nog in de [[honingkamer]]. Deze ramen hadden zowel onderling als met de kast veel contact zodat ze door de bijen zowel aan elkaar als aan de kastwand werden vastgekit. De [[raatafstand|hart op hart raatafstand]] was ook nog niet goed. Toch was het in zijn kast al mogelijk om ook onbeschadige raten uit de kast te halen.
 
* De Pool Dzierzon (die ook bekend was met in in 1841 verschenen duitstalige artikel over [[Prokopovych kast]] <ref name=Crane>Eva Crane. The world history of beekeeping and honey hunting. New York 1999, London 1999, blz 421</ref> ), gebruikte eerst ramen in achterbehandelings [[bijenklossen|Klotzbeuten]], maar stapte vervolgens over op alleen toplatten in [[achterbehandelingskast|achterbehandelingskasten]]. Op grond van onderzoek / observatie kregen die toplatten van Dzierzon een breedte van 1 zoll <ref>het oudduitse 'zoll' is ongeveer evengroot als de oudnederlandse 'duim' en de nog steeds gebruikte engelse 'inch' oftewel ongeveer 2,54 cm</ref>, en tussen de toplatten hanteerde hij een afstand van een 1/2 zoll. Aldus bepaalde Dzierzon als '''eerste''' een hart op hart afstand van 1 1/2 zoll (oftewel van ± 38 mm). In beide zijwanden van zijn [[Dzierzonkast]] bracht hij een groef van 1/4 zoll (± 8 mm) aan waarover de toplatten konden worden geschoven. Vanaf de achterkant van de  achterbehandelingskast was het niet buitengewoon lastig om voor het oogsten de zijkanten van de raat van de zijwanden af te snijden. Al met al resulteerde dit dus voor het eerst in een kast met tamelijk gemakkelijk uitneembare raten.
 
* De Duitser Berlepsch verbeterde de kast van tijdgenoot Dzierzon door er ramen in te hangen. Bij de oren waren deze ramen 5 mm breder zodat daarmee de ramen automatisch op de juiste afstand van elkaar bleven. Evenals is de Dzierzonkast rusten de oren in [[Berlepsch Ständerbeute]] in een groef. De zijlatten van de ramen zaten echter nog op een te kleine afstand van de zijwand, zodat ze konden / moesten worden losgesneden.
 
* De Amerikaan Langstroth was op de hoogte van de werken van Dzierzon (omgekeerd was Dzierzon zelfs in 1878 nog niet op de hoogte van de ontdekkingen van Langstroth <ref name=Crane /> ). Langstroth was echter aan het experimenteren met bovenbehandelingskasten waarbij het dus een stuk moeilijker is om de raten van de wanden los te snijden. Langstroth was de '''eerste''' die in zijn bovenbehandelings [[Langstrothkast]] de [[bijenruimte]] overal (met name ook langs de zijkanten van zijn ramen) gebruikte.
 
  
 
In zijn patenten uit 1852 en 1863 beschrijft Langstroth de bouw de Langstrothkast, maar hij gebruikt daarbij niet het woord 'bijenruimte' (beespace). Hij gebruikt wel de woorden 'Movable frames' (beweegbare ramen), maar dat was een omschrijving die ook tijdgenoten (zoals Edward Bevan) gebruikten voor hun bijenkasten (in geval van de [[Bevan's Hive|Bevankast]] met alleen toplatten). Aldus krijgt dit belangrijkste innovatieve aspect van Langstroth's kast in zijn patenten eigenlijk maar heel weinig aandacht. Waarschijnlijk hierdoor werd het belang van deze innovatie ook niet direct herkend. Er wordt verondersteld dat Langstroth dit bewust heeft gedaan om inbreuk op zijn patent te voorkomen. <ref>Gene Kritsky. The Quest for the Perfect Hive: A History of Innovation in Bee Culture. New York, 2010</ref>  
 
In zijn patenten uit 1852 en 1863 beschrijft Langstroth de bouw de Langstrothkast, maar hij gebruikt daarbij niet het woord 'bijenruimte' (beespace). Hij gebruikt wel de woorden 'Movable frames' (beweegbare ramen), maar dat was een omschrijving die ook tijdgenoten (zoals Edward Bevan) gebruikten voor hun bijenkasten (in geval van de [[Bevan's Hive|Bevankast]] met alleen toplatten). Aldus krijgt dit belangrijkste innovatieve aspect van Langstroth's kast in zijn patenten eigenlijk maar heel weinig aandacht. Waarschijnlijk hierdoor werd het belang van deze innovatie ook niet direct herkend. Er wordt verondersteld dat Langstroth dit bewust heeft gedaan om inbreuk op zijn patent te voorkomen. <ref>Gene Kritsky. The Quest for the Perfect Hive: A History of Innovation in Bee Culture. New York, 2010</ref>  
Regel 11: Regel 15:
  
 
Pas in 1862 krijgt de Langstrothkast bekendheid in Engeland; en pas in 1869 komt [[Dadant]] ermee naar Frankrijk en Italië.
 
Pas in 1862 krijgt de Langstrothkast bekendheid in Engeland; en pas in 1869 komt [[Dadant]] ermee naar Frankrijk en Italië.
 
 
Het boeiende relaas van het ontstaan van onze kasten met uitneembare ramen is onder andere na te lezen in boeken als:
 
* Eva Crane, The archeology of Beekeeping; London 1983
 
* Fr. Ruttner, Naturgeschichte der Honigbienen; München 1992
 
* Morse e.a., Encyclopedia of beekeeping; Poole UK 1985
 
* Hüsing e.a., Lexikon der Bienenkunde; München 1987
 
* Goens/Maes; Geschiedenis van de Bijenteelt; Brugge 1985
 
  
  
 
==Voetnoten==
 
==Voetnoten==
 
<references />
 
<references />

Versie van 28 mrt 2010 14:26

In de literatuur worden beurtelings zowel Petro Prokopovych, Johannes Dzierzon, August Freiherr von Berlepsch als Lorenzo Lorraine Langstroth naar voren gebracht als dé grondlegger van de uitneembare ramen.


  • De Roemeen Prokopovych was in 1814 de eerste die ging werken met ramen, en dat alleen nog in de honingkamer. Deze ramen hadden zowel onderling als met de kast veel contact zodat ze door de bijen zowel aan elkaar als aan de kastwand werden vastgekit. De hart op hart raatafstand was ook nog niet goed met warbouw als gevolg. Toch was het in zijn kast al mogelijk om ook onbeschadige raten uit de kast te halen.
  • De Pool Dzierzon (die ook bekend was met in in 1841 verschenen duitstalige artikel over Prokopovych kast [1] ), gebruikte eerst ramen in achterbehandelings Klotzbeuten, maar stapte vervolgens over op alleen toplatten in achterbehandelingskasten. Op grond van onderzoek / observatie kregen die toplatten van Dzierzon een breedte van 1 zoll [2], en tussen de toplatten hanteerde hij een afstand van een 1/2 zoll. Aldus bepaalde Dzierzon een hart op hart afstand van 1 1/2 zoll (oftewel van ± 38 mm) en had hij geen warbouw meer. In beide zijwanden van zijn Dzierzonkast bracht hij een groef van 1/4 zoll (± 8 mm) aan waarover de toplatten konden worden geschoven. Vanaf de achterkant van de achterbehandelingskast was het niet buitengewoon lastig om voor het oogsten de zijkanten van de raat van de zijwanden af te snijden. Al met al resulteerde dit dus voor het eerst in een kast met tamelijk gemakkelijk uitneembare raten. Het was wel een nadeel dat als je een raat voorin wilde bekijken, je eerst alle raten achterin moest lossnijden.
  • De Duitser Von Berlepsch verbeterde de kast van tijdgenoot Dzierzon door er ramen in te hangen. Bij de oren waren deze ramen verbreed zodat daarmee de ramen automatisch op de juiste afstand van elkaar bleven. Evenals in de Dzierzonkast rusten de oren in Berlepsch Ständerbeute in een groef. De zijlatten van de ramen zaten echter nog op een te kleine afstand van de zijwand, zodat ze konden / moesten worden losgesneden.
  • De Amerikaan Langstroth was op de hoogte van de werken van Dzierzon (omgekeerd was Dzierzon zelfs in 1878 nog niet op de hoogte van de ontdekkingen van Langstroth [1] ). Langstroth was echter aan het experimenteren met bovenbehandelingskasten waarbij het dus een stuk moeilijker is om de raten van de wanden los te snijden. Langstroth was de eerste die in zijn bovenbehandelings Langstrothkast de bijenruimte overal (met name ook langs de zijkanten van zijn ramen) gebruikte. Bovenbehandeling heeft als extra voordeel dat je elk raam als eerste kunt pakken. Je hoeft niet perse van achter naar voren te werken.


Al met al moeten we toch concluderen dat Langstroth dé grondlegger van de uitneembare ramen is. Alle moderne bijenkasten met uitneembare ramen zijn een variant op de Langstrothkast. Achterbehandelingskasten worden hoe dan ook niet meer stelselmatig gebruikt.


In zijn patenten uit 1852 en 1863 beschrijft Langstroth de bouw de Langstrothkast, maar hij gebruikt daarbij niet het woord 'bijenruimte' (beespace). Hij gebruikt wel de woorden 'Movable frames' (beweegbare ramen), maar dat was een omschrijving die ook tijdgenoten (zoals Edward Bevan) gebruikten voor hun bijenkasten (in geval van de Bevankast met alleen toplatten). Aldus krijgt dit belangrijkste innovatieve aspect van Langstroth's kast in zijn patenten eigenlijk maar heel weinig aandacht. Waarschijnlijk hierdoor werd het belang van deze innovatie ook niet direct herkend. Er wordt verondersteld dat Langstroth dit bewust heeft gedaan om inbreuk op zijn patent te voorkomen. [3]


Pas in 1862 krijgt de Langstrothkast bekendheid in Engeland; en pas in 1869 komt Dadant ermee naar Frankrijk en Italië.


Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Eva Crane. The world history of beekeeping and honey hunting. New York 1999, London 1999, blz 421
  2. het oudduitse 'zoll' is ongeveer evengroot als de oudnederlandse 'duim' en de nog steeds gebruikte engelse 'inch' oftewel ongeveer 2,54 cm
  3. Gene Kritsky. The Quest for the Perfect Hive: A History of Innovation in Bee Culture. New York, 2010