Verschillend stuifmeel

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Stuifmeel van o.a. zonnebloem, teunisbloem en wonderboom
Uitlopende stuifmeelbuizen aan stuifmeel van een lelie

Het aantal verschillende soorten stuifmeel komt uiteraard overeen met het aantal verschillende soorten planten. Het valt echter lang niet mee om al die verschillende soorten stuifmeel zo ook daadwerkelijk van elkaar te kunnen onderscheiden.

Net als bij de planten zelf zijn de uiterlijke verschillen tussen de verschillende plantenfamilies en tussen de verschillende geslachten meestal groter dan die tussen de verschillende soorten binnen die families en geslachten.


De verschillende soorten stuifmeel worden met behulp van de volgende kenmerken van elkaar onderscheiden:

  • Afmeting.
    • Afmeting is uiteraard niet hetzelfde als gewicht, maar ter indicatie van de verschillen: er zijn soorten waarvan er 14.000 korrels in 1 gram gaan, en soorten waarvan er 300.000 korrels in 1 gram gaan.
  • Vorm.
    • Meestal zijn pollen globaal wel te kenschetsen als rond, ovaal, driehoekig, of zeskantig, etc.
  • Structuur van het oppervlak
    • Denk aan groeven, stekels, glad, etc.
  • Kiemopeningen (ook wel aperturen genoemd) waar, als het stuifmeel op een stamper beland, de stuifmeelbuizen uit groeien. Deze kiemopeningen verschillen bij de verschillende soorten stuifmeel qua aantal[1], vorm[2], en plaats[3]. Op grond van deze drie kwalificaties worden in totaal 24 apertuurtypen onderscheiden waaronder de volgende:
    • Vesiculaat: stuifmeelkorrels met luchtzakken die voor de (wind)verspreiding dienen.
    • Monocolpaat: stuifmeelkorrels met één colpus op de distale pool.
    • Monoporaat: stuifmeelkorrels met één porus op de distale pool.
    • Tricolpaat: stuifmeelkorrels met drie colpi op de equator.
    • Stephanocolpaat: stuifmeelkorrels met meer dan drie colpi op de equator.
    • Tricolporaat: stuifmeelkorrels met drie colporate aperturen op de equator.
    • Stephanocolporaat: stuifmeelkorrels met meer dan drie colporate aperturen op de equator.
    • Triporaat: stuifmeelkorrels met drie pori op de equator.
    • Stephanoporaat: stuifmeelkorrels met meer dan drie pori op de equator.
    • Periporaat: stuifmeelkorrels met meer dan drie pori die verspreid over het korreloppervlak liggen.
    • Heterocolpaat: stuifmeelkorrels met colpate en colporate aperturen op de equator.
    • Fenestraat: stuifmeelkorrels met grote onderbrekingen in de sexine.
    • Tetraden: stuifmeelkorrels waarvan de verspreiding plaatsvindt in eenheden van vier of meer.


De jaarlijkse hoeveelheid geproduceerde pollen is overweldigend, met name de pollen van de windbestuivers. Mensen die aan hooikoorts lijden kunnen daar over meepraten. Gezien de totale hoeveelheid geproduceerde pollen verorberen onze bijenvolken daar maar een kein deel van (en nauwelijks pollen van de windbestuivers).

Voetnoten

  1. De meeste soorten hebben drie kiemopeningen, maar andere aantallen komen ook voor.
  2. Er zijn ruw drie vormen te onderscheiden: colpaat (spleten, ook wel vouwen genoemd), poraat (ronde poriën), colporaat (spleten met daarop een porie).
  3. De volgende vier plaatsbepalingen worden onderscheiden: 1) op de distale pool, 2) op de proximale pool, 3) op gelijke afstanden op de equator, en 4) regelmatig of willekeurig verspreid.