Virussen: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
 
(5 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
De meeste virusziekten gaan meestal gepaard met andere ziekten zoals de varroamijt, nosema en amoebe. Hierdoor zijn de meeste virusziekten slecht herkenbaar. De meest belangrijke virusziekten zijn:
+
De meeste virusziekten gaan gepaard met andere plagen of ziekten zoals de [[varroamijt]], [[nosema]] en [[amoebenziekte|amoebe]]. Hierdoor zijn de meeste virusziekten slecht afzonderlijk te herkennen.
* APV (het acute paralysevirus),
 
* BQCV (het zwarte koninginnencelvirus),
 
* CPV (het chronische paralysevirus),
 
* DWV (het vleugeldeformatievirus), en
 
* SBV (het zakbroedvirus).
 
  
Deze virussen zijn niet te behandelen met medicamenten, maar door de volgende maatregelen:
+
Het is bovendien nog onduidelijk hoeveel verschillende bijenvirussen er zijn. Zo worden sommige virussen gezien worden als (vaak geografische) varianten van andere, en waarschijnlijk zijn ook nog niet alle bijenvirussen geïdentificeerd. Daarom slechts een voorlopige opsomming:
 +
*ABPV Acute bee paralysis virus
 +
*CBPV Chronic bee paralysis virus
 +
*CBPV Sat Chronic bee paralysis sattelite virus
 +
*IAPV Israeli acute paralysis virus, (Levert mogelijk een bijdrage aan CCD)
 +
*BQCV Black queen cell virus
 +
*EBV Egyptian bee virus
 +
*DWV Deformed wing virus
 +
*[[Zakbroed|SBV Sackbrood virus]]
 +
*TSBV Thailand sackbrood virus
 +
*KBV Kashmir bee virus
 +
*KV Kakugo virus
 +
*AIV Apis iridescent virus
 +
*CWV Cloudy wing virus
 +
*FV Filamentoses virus
 +
*BBV Berekely bee virus
 +
*ABV Arkensas bee virus
 +
*SPV Slow paralysis virus
 +
*BVX Bee virus x
 +
*BVY Bee virus y
 +
 
 +
 
 +
==Verspreiding van virussen==
 +
 
 +
De verspreiding van de bijenvirussen is voor de meeste soorten wereldwijd, maar voor enkele soorten (ABV, BBV, TSBV) geldt dat ze alleen in bepaalde delen van de wereld aangetoond zijn. Ze zijn algemeen verbreid in Europa.
 +
 
 +
Virussen zelf zijn niet mobiel. Ze zijn afhankelijk van verspreiding door de gastheer of door een ander organisme. De meeste virussen leven maar kort (mximaal 2 dagen) buiten de cel. Echter, het APV virus leeft tot 6 maanden in gedroogde mest. Naakt-virussen leven over het algemeen wel lang buiten de cel.
 +
 
 +
Het uitroeien van de bijenvirussen is nagenoeg onmogelijk, omdat ook hommels en wespen vaak een reservoir voor deze virussen vormen.
 +
 
 +
Het is nog niet bekend of APV en DWV zich vermeerderen in de varroamijten. De mijten zorgen wel voor verspreiding.
 +
 
 +
 
 +
Virussen zitten overal in de kast:
 +
* in de [[honing]]
 +
* in het [[stuifmeel]]
 +
* in het [[bijenbrood]]
 +
* in alle vormen van [[broed]]
 +
* in de [[koningin]]
 +
* in de [[eitje]]s
 +
* in het sperma
 +
* in het [[voedersappen|voedersap]]
 +
* in de volwassen bijen
 +
* in de uitwerpselen
 +
 
 +
 
 +
De darmwand van de bij laat vrijwel geen virussen door, en daarom zijn er al gauw miljoenen virussen nodig om een bij ziek te maken. De varroamijt bijt echter gaten in de chitinehuid van de bij, hierbij en daarna kunnen bacteriën en virussen gemakkelijk naar binnen komen. Dan zijn er maar een paar honderd virussen voldoende om een bij ziek te maken.
 +
 
 +
 
 +
Het transport van virussen gaat via:
 +
* de [[varroamijt]]
 +
* luchtcirculatie
 +
* voedsel overdracht
 +
* fysiek contact
 +
* uitwerpselen
 +
* [[eierstokken van de koningin]]
 +
* eieren
 +
* ontlasting van de ([[invoeren van een koningin|ingevoerde]]) moer, de bijen likken dit op
 +
* sperma
 +
* [[vervliegen]]
 +
* [[roverij]]
 +
* de imker
 +
* [[zwermen]] ( niet voldoende onderzocht )
 +
 
 +
 
 +
==Maatregelen==
 
* goede dracht
 
* goede dracht
 
* droge standplaats
 
* droge standplaats
Regel 14: Regel 74:
  
  
 
+
==Navigatie==
'''Overzichtpagina [[Bijenziekten en plagen]].'''
+
* Naar [[Bijenziekten en plagen|Overzicht Bijenziekten en plagen]].

Huidige versie van 24 jan 2012 om 13:26

De meeste virusziekten gaan gepaard met andere plagen of ziekten zoals de varroamijt, nosema en amoebe. Hierdoor zijn de meeste virusziekten slecht afzonderlijk te herkennen.

Het is bovendien nog onduidelijk hoeveel verschillende bijenvirussen er zijn. Zo worden sommige virussen gezien worden als (vaak geografische) varianten van andere, en waarschijnlijk zijn ook nog niet alle bijenvirussen geïdentificeerd. Daarom slechts een voorlopige opsomming:

  • ABPV Acute bee paralysis virus
  • CBPV Chronic bee paralysis virus
  • CBPV Sat Chronic bee paralysis sattelite virus
  • IAPV Israeli acute paralysis virus, (Levert mogelijk een bijdrage aan CCD)
  • BQCV Black queen cell virus
  • EBV Egyptian bee virus
  • DWV Deformed wing virus
  • SBV Sackbrood virus
  • TSBV Thailand sackbrood virus
  • KBV Kashmir bee virus
  • KV Kakugo virus
  • AIV Apis iridescent virus
  • CWV Cloudy wing virus
  • FV Filamentoses virus
  • BBV Berekely bee virus
  • ABV Arkensas bee virus
  • SPV Slow paralysis virus
  • BVX Bee virus x
  • BVY Bee virus y


Verspreiding van virussen

De verspreiding van de bijenvirussen is voor de meeste soorten wereldwijd, maar voor enkele soorten (ABV, BBV, TSBV) geldt dat ze alleen in bepaalde delen van de wereld aangetoond zijn. Ze zijn algemeen verbreid in Europa.

Virussen zelf zijn niet mobiel. Ze zijn afhankelijk van verspreiding door de gastheer of door een ander organisme. De meeste virussen leven maar kort (mximaal 2 dagen) buiten de cel. Echter, het APV virus leeft tot 6 maanden in gedroogde mest. Naakt-virussen leven over het algemeen wel lang buiten de cel.

Het uitroeien van de bijenvirussen is nagenoeg onmogelijk, omdat ook hommels en wespen vaak een reservoir voor deze virussen vormen.

Het is nog niet bekend of APV en DWV zich vermeerderen in de varroamijten. De mijten zorgen wel voor verspreiding.


Virussen zitten overal in de kast:


De darmwand van de bij laat vrijwel geen virussen door, en daarom zijn er al gauw miljoenen virussen nodig om een bij ziek te maken. De varroamijt bijt echter gaten in de chitinehuid van de bij, hierbij en daarna kunnen bacteriën en virussen gemakkelijk naar binnen komen. Dan zijn er maar een paar honderd virussen voldoende om een bij ziek te maken.


Het transport van virussen gaat via:


Maatregelen

  • goede dracht
  • droge standplaats
  • raatvernieuwing
  • ontsmetting
  • adequate bestrijding van de onderliggende veroorzaker (varroamijt, nosema of amoebe)


Navigatie