Zander

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.
Enoch Zander

Prof.dr. Enoch Zander (1873 – 1957) was een veelzijdig mens. Zijn verdiensten voor de bijenteelt zijn enorm. Ieder verslag doet hem tekort!


De familie Zander woonde in Mecklenburg en heeft in de verte Schotse voorouders. Enoch had als jongen reeds een grote belangstelling voor de flora en fauna in zijn omgeving. Na zijn middelbare school studeert hij dierkunde aan de universiteit van Erlangen in Beieren, waar hij zijn doctorstitel haalt. Vervolgens werkt hij een tiental jaren bij zijn oom, die ornitholoog is.


Logo van het bijeninstituut Erlangen

Het jaar 1907 wordt een keerpunt in zijn leven; de dierkunde faculteit roept hem naar Erlangen terug. De universiteit krijgt een speciale onderzoeksfaculteit voor de bijenteelt en men vertrouwt Zander de leiding over de wetenschappelijke afdeling toe. Hij had een tomeloze werklust en begon zijn dag om vier uur in de ochtend. Iin 1910 wordt het instituut zelfstandig en stelt Zander aan als algemeen directeur. Het “Koninklijk instituut voor bijenteelt” heet sinds 1927 “Het Beierse Landsinstituut voor bijenteelt” en is lange tijd het enige wetenschappelijk bijeninstituut in de wereld gebleven.


foto F.Jacobs

Twee jaar later in 1909 ontdekt Zander, dat de nosema besmetting, die de toenmalige verdwijnziekte veroorzaakte, niet aan een schimmel te wijten is, zoals tot dan toe werd aangenomen, maar aan een zeer besmettelijke spore in de middendarm van de bij: de darmparasiet krijgt de naam Nosema apis Zander.

De spore dringt via de slokdarm door tot de middendarm, kiemt en tast het darmweefsel aan; vermenigvuldigt zich tot alle cellen besmet zijn. De cellen nemen geen voedsel meer op; de bij verzwakt en krijgt diarree; snelle ondergang van het volk en verspreiding over de omgeving is het gevolg.

Als voornaamste bestrijdingsmiddel schrijft Zander hygiënisch imkeren voor. Bij zware besmetting, de oude bijen en moer verwijderen en de kast ontsmetten . Chemische behandeling was bij hem taboe: vooral regelmatig vernieuwen van de raat acht hij bijzonder belangrijk en hiertoe ontwierp hij een daarop aangepaste kast: de Zander kast:


1. het oorspronkelijke Zander-uitloopkooitje; bijen voeden na uitloop de jonge moer door het gaas. Het kooitje past op de door Zander geïntroduceerde teeltlatten 2. een vergrote variant. 3. inloopkooitje, bijen wennen eerst aan de geur van de jonge moer; daarna wordt het kurkje vervangen door een suikerdeegpropje. 4. wasnapje voor overlarven. 5. waskokertjes voor invoeren van een onbevruchte moer (4 en 5 worden gemaakt door een houten vormstokje te dompelen in vloeibare was; volgens Zander moet de was van maagdelijk, eigengebouwde raat zijn). 6. invoerkooitje; (variant van 3). 7. in plaats van het Zander was-invoerkokertje gebruikt men tegenwoordig ook wel de z.g. krulspeld. 8. suikerdeegbolletjes; gekneed uit fijne suiker en honing. 9. Zander-bevruchtingskastjes met raampjes van ½ Zanderraam; het bovendeel van het kastje doet dienst als voerruimte.

Zander zette zich enorm in om via een teeltprogramma de “Nigra” te herstellen. Zeer tegen de trend in die tijd moest Zander niets hebben van het invoeren van uitheemse bijenrassen; in die tijd waren dat de Ligustica en de Carnica. Op zijn instituut te Erlangen zette hij een heel teeltprogramma op om de nigra in ere te herstellen. Aan hem danken wij vele hulpmiddelen die nog steeds bij koninginneteelt in zwang zijn.

Voor de bevruchting van zijn “Zwarte moeren” richtte Zander als eerste in Duitsland bevruchtingsstations in. Zwarte darrenvolken moesten zijn “nigra” stam zo zuiver mogelijk houden tegen het Ligustica- en Carnica geweld. Zander deed veel onderzoek naar de kwaliteit van de moer; voor hem waren moeren uit redcellen en zwermcellen gelijkwaardig. Hij vond dat een eendagslarve beter wordt aangenomen, dan die van een halve dag. Ook ontdekte hij, dat de omslag moer/werkster bij een larfje op de derde larvendag lag.

Zander deed bijzonder veel aan Pollenonderzoek en leidde de herkomst van honing af van de structuur van de aanwezige pollen.

Toen Zander op 80 jarige leeftijd afscheid nam, had hij 533 publicaties op zijn naam staan over alle mogelijke onderwerpen van de bijenteelt. Zijn voornaamste werken:

  • “Handbuch der Bienenkunde in Einzeldarstellungen” (7 delen).
  • “Beiträge zur Herkunftsbestimmung bei Honig” (5 delen over pollen).